Chassé passé
Zonder verleden heb je ook geen herinneringen, las ik laatst.
Geen herinneringen, kan ik me daar iets bij voorstellen? Dat in je geheugen alles gewist is? Dat je terugkijkt in een soort zwart gat? Ik moet er niet aan denken.
Koester je herinneringen is een andere uitspraak waar ik me beter in kan vinden. Niets mis met de toekomst hoor maar ik mag ook graag een duikje nemen in het verleden. Dingen die ik zelf heb meegemaakt maar ook andere gebeurtenissen.
Zo brachten we van de week een bezoekje aan Breda. Met goede vrienden die we tijdens een van onze eerste verre reizen hebben leren kennen.
De afspraak voor deze dag maakten we al weer een tijdje geleden, tijdens onze laatste reis door Vietnam. Henk en ik delen een aantal herinneringen aan ons verblijf als soldaat in deze plaats en we hebben een deel van de dag besteed aan een uitstapje terug in de tijd. De reden? Tsja, ach, dat is moeilijk uit te leggen als je niet in dienst hebt gezeten. Ik vind het gewoon leuk om de plaatsen nog eens terug te zien waar ik tien maanden doorbracht om tot soldaat te worden gekneed.
Breda is natuurlijk in die bijna vijftig jaar enorm veranderd. Groter geworden maar heeft bovendien z’n karakter van garnizoensstad grotendeels verloren. Tot rond 1993 maakten soldaten deel uit van het straatbeeld en werd er bijna dagelijks door militairen geoefend in het Mastbos en andere oefenterreinen rond de stad. Met uitzondering van de KMA, het opleidingsinstituut voor beroepsofficieren, is dat allemaal verdwenen. De dienstplicht is trouwens ook al een aantal jaren geleden afgeschaft en het huidige beroepsleger vormt in omvang slechts een gering percentage van de krijgsmacht van toen.
In 1954 was dat allemaal nog toekomstmuziek en op vijf augustus van dat jaar mocht/moest ik mij melden in de Seeligkazerne in Breda. Verwoord in de taal van die tijd diende ik mij daartoe op genoemde datum met het toegestuurde vrij vervoerbiljet naar het Centraal Station in Amsterdam te begeven alwaar van het negende perron een militaire trein gereed zou staan, die om vijf over tien zou vertrekken. Het begin van eenentwintig maanden dienst, die in genoemde plaats begon en in Kampen eindigde.
De Seeligkazerne dus. Na aankomst in Breda werden wij er indertijd met militaire voertuigen naartoe gereden. Henk en ik deden het te voet. Dat kan ook gemakkelijk omdat de kazerne maar een klein stukje buiten het compacte oude stadscentrum ligt. In eerste instantie herkende ik niets van de omgeving maar na wat rondkijken kwamen de herinnering op gang. Het grote gebouwencomplex doet uiteraard geen dienst meer als kazerne maar heeft nog wel een of andere militaire bestemming. Ik had nog wel even binnen willen rondkijken. Dat ging dus niet. De burgerbewaking van het complex was niet te vermurwen. En laten we eerlijk zijn. Twee keurig uitziende oudere heren hebben daar ook niets te zoeken tenzij ze boze bedoelingen hebben en bedoeld gebouwencomplex bijvoorbeeld met een fikse hoeveelheid springstof tot puin willen vermorzelen.
Ik had er vrede mee. Was al tevreden dat ik steeds meer details herkende en de weg nog wist naar de Grote Markt. Daar wachtte toch een kleine teleurstelling. De Chinees op de hoek van de markt was er niet meer. De plaats waar ik m’n eerste loempia’s heb leren eten werd nu ingenomen door een of ander duister etablissement waarvan ik de naam hier weiger op te schrijven.
Houd er wel rekening mee dat er van het Chasséterrein ook niet veel meer over is waarschuwde Henk me toen hij m’n teleurstelling zag.
Voorbereid op het ergste wandelden we derwaarts.
Ooit herbergde het Chasséterrein, dat ergens in 1870 als groot militair oefenterrein aan de rand van de oude stad werd ingericht een aantal kazernes waaronder de Kloosterkazerne en de Chassékazerne. Een groot complex van ruim twintig ha dat in 1994 door het Rijk aan de gemeente Breda werd overgedragen.
Op uitnodiging van de gemeente maakten zes stedenbouwkundigen een voorstel voor de invulling van deze ruimte. Onder de naam Chassépark werd uiteindelijk in 1998 met de uitvoering van een door Rem Koolhuis ingediend ontwerp begonnen.
Het is maar een paar minuten wandelen vanaf de Grote Markt en toen we er arriveerden bleek dat Henk niet had overdreven. Het was even schrikken bij het aanschouwen van de grotendeels kale vlakte die voor me lag en ik had moeite om me te orienteren. Het Chassépark doet nog maar nauwelijks aan het beeld van vijftig jaar geleden denken. Het merendeel van de oorspronkelijke gebouwen is gesloopt en het ontwerp van Koolhaas is nog lang niet volledig gerealiseerd. Veel zand en hopen puin dus maar na wat rondkijken ontdekte ik zowaar het gebouw van de Chassékazerne en links in de verte, aan de andere kant van het terrein, de Kloosterkazerne. Laatstgenoemd gebouw gedeeltelijk ingebouwd in een bijna futuristisch aandoend nieuw gebouwencomplex. Beide gebouwen bleken te zijn gehandhaafd omdat ze in het bezit waren van de status van Rijksmonument.
Het straatje met de resten van de kazernepoort was er nog. In mijn tijd was tegenover de ingang een winkel in uniformen, koperpoets en andere militaire artikelen gevestigd. Van onder de toonbank werden ook andere zaken verkocht wat de zaak onder soldaten de veelzeggende naam Kees Condoom had opgeleverd. Het aardige is dat de winkel nog steeds bestaat. Het militaire assortiment is echter verdwenen en vervangen door kampeerartikelen.
Wij wandelden op ons gemak om het park heen, op weg naar de Kloosterkazerne in z’n nieuwe gedaante. Het Sportfondsenbad waar we regelmatig zwommen bleek ook gesloopt.
Hoge nieuwbouwflats stonden op de plaats van de stormbaan. Een deel van de minstens honderd jaar oude bomen had men gelukkig laten staan.
Het gebouw van de Kloosterkazerne in z’n nieuwe vorm is een verrassing. Eeuwen geleden gebouwd om als klooster te dienen is het nu onderdeel geworden van een zeker drie maal zo groot gebouwencomplex. Naast een grote parkeergarage zijn er onder meer een bioscoop en een grote schouwburg in ondergebracht.
Maar er is ook een Casino en daartoe is de binnenplaats van de voormalige kazerne volledig overdekt. Dichtgebouwd als het ware waarbij het bestaande gebouw toch intact is gelaten. Eigenlijk wilden we er alleen maar even rondkijken maar zo gaat dat niet in een Casino. Vanwege het feit dat het Ladiesday was mochten we uiteindelijk toch naar binnen maar niet dan nadat we ons gelegitimeerd hadden en deze gegevens via de een computer waren geverifieerd. Vanwege damesdag mochten we gratis naar binnen, normaal moet €3,50 betaald worden.
Eenmaal binnen op de vroegere binnenplaats van de kazerne was ik verbaasd over de metamorfose die had plaatsgevonden. Op de plaats waar je vroeger moest aantreden voor het appel staan nu roulettetafels en lange rijen gokmachines. Gedempt licht schijnt uit de ramen van de kamers waar vroeger de soldaten waren ondergebracht. De soberheid van toen is vervangen door luxe. De talrijke bezoeksters, damesdag zoals ik al schreef, hebben het druk met het doel waarvoor deze ruimte bestemd is. Spelen om geld te verdienen. Gokken. Sommigen onverschillig, alsof het ze niet uitmaakt of ze winnen of verliezen. Anderen volledig geconcentreerd waarbij de echte goksters aantekeningen maken in notitieboekjes die ze bij zich hebben. Geen jongedames, de overheersende haarkleur is grijs.
Wij drentelden wat rond over het zachte tapijt dat de vloer bedekt. Wat een geschiedenis heeft dit gebouw al achter de rug. Ooit bevolkt door nonnetjes of monniken werd het daarna bewoond door achtereenvolgens Franse, Nederlandse, Duitse en ten slotte weer Nederlandse soldaten. En waar ooit gebeden klonken en later het ‘geeft acht’ over het plein schalde hoor je nu alleen nog maar de op zachte toon gesproken aanwijzingen van de croupiers aan de roulettetafel en het gebrom van de gokautomaten.
Wij maakten gebruik van de bon voor een gratis consumptie en dronken een biertje aan de cirkelvormige bar die in het midden van de zaal staat. Dat de bierpomp ongeveer op de plaats is gesitueerd waar vroeger een middeleeuwse pomp stond -of was het een fontein- lag voor de hand.
We besloten ons uitstapje terug in de tijd met en kort bezoek aan de Chassékazerne waar ik acht maanden doorbracht op de kaderschool. Toen ik ervoor stond borrelden de herinneringen als vanzelf naar boven. Onze klas van elf man waarvan ik de namen nog allemaal kan opnoemen, de artillerie verbindingsdienst waarvoor we werden opgeleid, onze klasse-commandant, een wachtmeester1 die als een soort moederkloek probeerde om ons de beginselen van het onderofficiersschap bij te brengen, carnaval, de twintig patronen die na een schietoefening zoek waren en nooit meer tevoorschijn kwamen, de aankomst op zondagavond na het weekendverlof waarbij je nog even het KMT aandeed voor een laatste drankje of een potje biljard.
De Chassékazerne dus. Van buiten ziet het gebouw er nog volledig uit zoals vijftig jaar geleden. Bij de verbouwing om het geschikt te maken voor z’n huidige bestemming -museum en stadsarchief- is het inwendige echter volledig gesloopt en opnieuw ingericht.
Ja, ja, dat Breda. Ik kijk nog altijd met plezier terug op de tien maanden die ik er doorbracht en ook vandaag de dag is het met z’n compacte binnenstad, de vele terrassen, winkels en eethuizen een bezoekje waard.
Breda, dat heeft ’t.