Nooit meer schaatsen op de Boerenwetering
Of ik wel eens had gevoetbald bij een van de clubs aan de Zuidelijke Wandelweg vroeg me laatst een leeftijdgenoot? Natuurlijk heb ik daar wel eens gevoetbald was m’n antwoord. Sterker nog, ik denk dat elke liefhebber van mijn leeftijd daar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wel een keertje een wedstrijd heeft gespeeld. Gewoon voor de club waarin hij zat of voor z’n school, tijdens het jaarlijkse hoogtepunt van de schoolwedstrijden.Er werden trouwens veel meer sporten beoefend aan de Wandelweg. Hockey, korfbal, tennis, cricket, zwemmen en misschien zelfs wel veldhandbal maar daar ben ik niet helemaal zeker van.
Eigenlijk lag het wel voor de hand dat die sportvelden daar lagen. Het was tenslotte de rand van de stad en traditioneel werd buitensport daar naartoe verbannen door de gemeente Amsterdam. Met uitzondering van korfbal moet ik daar aan toevoegen. Dat werd volgens een andere traditie in de vele speeltuinen gespeeld die de stad rijk was.
Aan de Wandelweg lagen als ik me goed herinner tussen Amstel en Amstelveenseweg vier of vijf sportcomplexen. Elk met een eigen traditie maar hoe leg ik nou het gemakkelijkst uit waar welke sporten beoefend werden? Weet je wat, we gaan gewoon ruim vijftig jaar terug in de tijd, pakken de fiets, dan rijden we er op ons gemak langs.
Zomaar een zaterdagmiddag is het, halverwege augustus en de kalender geeft als jaar 1950 aan. Ik sta bij het begin, je mag het ook het einde noemen, van de Zuidelijke Wandelweg, bij de Amstel. Op het water oefenen een paar roeiers op aanwijzing van een knorrige meneer met een megafoon, die me op de fiets passeert. Aan de overkant is het vooral groen en landelijk. Dit landschap schijnt Rembrandt drie of vier eeuwen geleden geïnspireerd te hebben. Ik moet toch nodig een keertje naar het Rijksmuseum om te zien wat er sinds die tijd veranderd is.
Verderop, richting Omval, stoot de Zuider gasfabriek onwetend van toekomstige aardgasvondsten een rookpluimpje uit. Daarachter is het bruinrood van de watertoren nog net te zien. Als de wind uit Noordoostelijke richting had gewaaid was er waarschijnlijk ook nog een vleugje van die typische cacaolucht te ruiken geweest van de twee chocoladefabrieken vlak bij het Amstelstation.
Hoe oud zou de Zuidelijke Wandelweg zijn? En de Boerenwetering? En het hele gebied van de Buitenveldertse polder? Honderden jaren oud denk ik, maar pas vanaf 1896 Amsterdams grondgebied. Het hele gebied werd in dat jaar door de hoofdstad geannexeerd. Opgeslokt kan je beter zeggen en ingepikt van het ongetwijfeld tegenstribbelende Nieuwer Amstel. Inclusief het stadhuis van die gemeente dat op de hoek van de Lutmastraat en de Amsteldijk stond.
Ik wend m’n blik even in de richting van de begraafplaats Zorgvlied. Ook al een plaats met een eerbiedwaardige ouderdom. Zorgvlied werd op 1 november 1870 geopend en is merkwaardig genoeg nog steeds grondgebied van het huidige Amstelveen. Voor die tijd stond er het buitenhuis van een welvarende Amsterdammer. Kennelijk drukten de lasten van het koopmansschap zo zwaar dat hij het de naam van Zorgvliet had gegeven. Als ik wat meer tijd heb ga ik me toch eens in de historie van dit gebied verdiepen.
Het rijtje huizen waarmee de Wandelweg aan de linkerkant begint is van recentere datum dan de begraafplaats hoewel deze villa’s al voor de oorlog zijn gebouwd. Ik vind de keuze van deze plaats merkwaardig. In die tijd lagen ze toch als het ware in the middle of nowhere. Waarom nou juist daar denk ik dan. Zouden ze ooit gebouwd zijn door een slimme projectontwikkelaar met de bedoeling om er een heel woonwijkje van soortgelijke huizen neer te zetten? Nemen we mee als vraag.
Rechts ligt na een paar honderd meter het Amstelparkbad (na de oorlog herdoopt in de Mirandabad). Een groot zwembad met wel vier buitenbaden. Aan het rumoer kan ik horen dat het meer dan druk is. Dat is niet zo vreemd, alle scholen hebben vakantie en bovendien is het mooi weer. Had ik maar met zulk weer mogen schoolzwemmen, vijf of zes jaar geleden. Maar dat begon altijd al vroeg in het jaar, ’s ochtends om een uur of zeven, weer of geen weer. Stond ik in het ijskoude chloorwater te rillen in het oefenbad. Moest je met je hoofd onder water uitdrijven en als dat goed ging een paar zwemslagen maken.
Misschien ben ik daardoor nooit een echte zwemfanaat geworden. Ook geen liefhebber dus van de zwemwedstrijden die hier regelmatig plaatsvinden.
Op de grasvelden achter het zwembad zijn wel twintig of dertig jongetjes uit de Rivierenbuurt aan het voetballen. Goals ontbreken en de doelen worden daarom geïmproviseerd aangegeven met hoopjes kleding. Er zijn twee of nee, drie partijtjes aan de gang. Ik moet even afremmen omdat een verdwaalde bal voor me langs vliegt en in een opwelling stap ik af om de bal te pakken en terug te schieten. Met een mooie boog komt hij in het verkeerde speelveldje terecht zodat ze daar plotseling met twee ballen hun wedstrijdje spelen. Ik moet lachen om de verontwaardiging die ontstaat over deze inbreuk en herinner me al de middagen die ik hier zelf doorbracht.
Ik fiets nu wat sneller verder. Langs de verbindingsvaart tussen de Amstel en de Boerenwetering. Aan de overkant liggen tuinderijen met daarachter de Ringdijk die jammer genoeg het uitzicht op de Buitenveldertse polder wegneemt. Rechts van de weg liggen achter het opgespoten stuk land tussen het zwembad en het Westerscheldeplein de huizenblokken van de Rivierenbuurt.
Wat zeg je? De flats waar de schrijver Paul Gellings woonde? Nee, dat kan nog niet. Die worden pas over een paar jaar gebouwd. Maar het zit al in de lucht dat er hier iets gaat gebeuren. Dat mag ook wel want de oorlog ligt nota bene al weer vijf jaar achter ons. Het heeft allemaal wel erg veel tijd gekost om weer op gang te komen maar nu schijnen de plannen toch klaar te liggen. Stadsuitbreiding, met huizen voor de woningzoekenden die nu vijf of meer jaar moeten wachten voor ze in aanmerking komen voor een tweekamer woninkje van minimale afmetingen. Ben je net getrouwd, kan je gaan inwonen bij je ouders of op een zolder. Of emigreren naar Canada of Australië.
M’n blik dwaalt over de tuinderijen en ik realiseer me de andere zijde van de uitbreidingsmedaille. Wat gaat daar straks mee gebeuren. Misschien verdwijnt dit stuk landelijke omgeving wel sneller dan ik denk. Komen er een snelweg, een spoorweg, kantoren, huizen. Is het afgelopen met de sport op de wandelweg, fietsen naar het Bosplan, de volkstuinen.
Nooit meer schaatsen op de Boerenwetering. Zou een mooie titel zijn voor een boek maar wat krijg je er voor terug?
Ik nader het weggetje dat rechtsaf naar het Westerscheldeplein loopt en passeer dan het theehuis dat aan de linkerzijde van de weg ligt. Gek, ik kan me niet herinneren dat ik dat ding ooit geopend heb gezien. Toch jammer want het zou mooi zijn om even iets te drinken op het terrasje en wat te praten met de eigenaar. Of die nog bijzondere toekomstplannen heeft.
Aan de andere kant van de verbindingsvaart staan wat grote stenen huizen en kassen van tuinders. Die zorgen voor onze dagelijkse portie sla en spinazie en komkommer. Waar komt dat vandaan als er straks ook woonhuizen op deze plaats staan? Maar het eerste sportcomplex doemt op aan de linkerzijde en ik vergeet de vraag.
Er liggen hier een aantal velden, voor voetbal maar ook voor hockey. Bij een kleedkamer staan wat korfbalpalen. Helemaal aan de linkerzijde staat een enorme kooi waarin een paar spelers bezig zijn met een bat en een bal. Zijn ze aan het honkballen? Nee, eentje staat met een cricketbat klaar en een tweede gooit net een bal. Raak, met z’n bat zwiept de slagman de bal naar de uiterste hoek van het veld dat wil zeggen, dat zou gebeurd zijn als ze niet in die cricketwerpkooi hadden gestaan.
Toen ik hier een tijdje geleden langskwam op een zondag waren ze bezig met een cricketwedstrijd. Allemaal mannen in lange witte broeken. Beetje duffe geschiedenis vond ik. Op school beweerden ze laatst dat Robbie Dukker hier vaak oefende om in het Nederlands team te komen. Even kom ik in de verleiding om z’n naam te roepen maar ik houd me gelukkig in. Ik ken ‘m niet persoonlijk en zou niet weten wat ik moet zeggen als hij inderdaad een van de twee spelers in die oefenkooi is.
Gevoetbald of gehockeyd wordt er niet op dit moment. Het wedstrijdseizoen is gesloten maar omdat ik er de voorgaande winter een keer heb gekeken weet ik dat er twee voetbalverenigingen spelen, Argonaut en ODIV. Beide spelend in de Amsterdamse onderbond.
Het was zo’n sombere zondagmiddag geweest waarop ik niets beters te doen wist en daarom naar de Wandelweg was gelopen. Argonaut speelde tegen een club waarvan ik de naam vergeten ben. Ik was niet de enige toeschouwer. Aan de zijlijnen stonden nog zo’n twintig aanhangers van beide verenigingen die naar de wedstrijd keken. Halverwege de tweede helft werd deze steeds harder en op een gegeven ogenblik ontspoorde het volledig toen de keeper van Argonaut tijdens een doelworsteling een klap verkocht aan een tegenstander.
“’s Jonge, jonge,” had een man naast me daarop gezegd. “Het lijkt wel oorlog.”
“Voetbal is oorlog,” zei een gevierde coach twintig jaar later maar dat wist ik toen nog niet.
Verder fietsend passeer ik de Haringvlietstraat waar in de hongerwinter alle bomen waren omgekapt om als brandstof voor de wonderkacheltjes te dienen en ik stop een eindje verder bij de houten brug over de Boerenwetering.
Die zorgt na een paar honderd meter zuidelijk van de Wandelweg voor een onderbreking in de Ringdijk. Drie stalen brugdelen moeten het water op die plaats overbruggen en deden dat ook tot er een paar jaar geleden twee werden weggehaald. Na afloop van de oorlog waren er door het hele land namelijk nogal wat bruggen vernield en die stukken brug uit de ringdijk zijn op verschillende plaatsen als noodbrug gebruikt.
Hoe lang is het helemaal geleden dat ik hier avonturen beleefde met Japie en Gerard en Erik? Dat we achterna werden gezeten door een boer omdat we peentjes hadden gepikt. De brug overstaken wat ik nooit zo leuk vond omdat ik hoogtevrees heb en je balancerend op de smalle liggers naar de overkant moest lopen. Gingen we daarna de kant van de Amstel op en soms op Zorgvlied kijken of er een begrafenis was.
Omdat de nostalgie daarna helemaal toeslaat fiets ik even later over het sintelpad langs het water van de Boerenwetering in de richting van ons vroegere speelterrein.
Bij de Ringdijk ziet het er verlaten uit, met pijlers die zonder brugdelen zinloos uit het water oprijzen. De gebeeldhouwde figuur op een van de pijlers kijkt me onbewogen aan en ik besluit om even naar boven te lopen, de dijk op.
In de verte kuieren twee wandelaars richting Amstelveenseweg. Verder is het hier gewoon stil met kwakende kikkers in de sloot en het gemekker van een paar geiten verderop. Ik geniet van het uitzicht. Links ligt het volkstuincomplex als een groene oase in de zon, daarachter in de verte de daken van Ouderkerk, nog verder weg de toren van de kerk in Nes aan de Amstel. In de richting van Amstelveen is de kerktoren op de hoek van de Amstelveenseweg en de Kalfjeslaan een markant richtpunt.
Ouderkerk. De naam doet me altijd denken aan een jongen van m’n lagere school. Het moet in de zesde klas zijn geweest dat deze klasgenoot met een geheimzinnige blik in z’n ogen vertelde over de bezoeken die hij in het weekeinde aan het Oudekerksplein bracht. Niet vanwege kerkelijke verplichtingen maar omdat zich daar dames ophielden die in meer of minder ontklede staat achter de ramen zaten. In mijn onwetendheid – je mag het ook onnozelheid noemen – situeerde ik dat plein in Ouderkerk in plaats van het centrum van Amsterdam en ik verbaasde me er over dat het redlightdistrict uitgerekend in deze plaats was gevestigd.
Dat de Ringdijk een geliefde plaats voor verliefde stelletjes was om zich terug te trekken heeft natuurlijk niets met het voorgaande te maken.
Maar ik moet verder en ga hardlopend de ringdijk af. Terug naar de Wandelweg, terug naar de sportvelden en ik hoef daar niet ver voor te fietsen. Meteen na de brug links liggen er vier voetbalvelden naast elkaar. Met een aantal houten kleedkamers in het midden. Hier heb ik een aantal keren een wedstrijd gespeeld. Een keer tegen RAP en een keer tegen Ahrends FC. Of ik toen gewonnen heb? Dat weet ik niet precies meer. Een keer gewonnen als aspirant en een keer gelijk bij de junioren als ik me niet vergis.
En een keer niet gespeeld omdat we te laat waren maar dat is een verhaal apart. Dat moet in ’46 geweest zijn, met het schoolelftal van de Meerhuizenschool. Op een prachtige dag omstreeks Pasen. Ons team was samengesteld door meneer Stiens, onze gymnastiekleraar, in overleg met de twee beste voetballers van de klas en we moesten om elf uur spelen. Daar stonden we dus om half elf op de Wandelweg, beetje zenuwachtig natuurlijk, maar waar was onze gymnastiekleraar? Die had toch beloofd dat ie er zou zijn.
Het werd kwart voor elf maar geen meneer Stiens, niet binnen en ook niet buiten. Nou ja, dan maar gauw naar de kleedkamer, was het besluit van onze aanvoerder. We moesten tenslotte om elf uur spelen. Dachten we. Dat had onze gymnastiekleraar ons de dag ervoor nog verteld. De desillusie, waarvan de eerste voortekenen zich al hadden aangekondigd, werd daarna compleet. We waren te laat vertelde een meneer van de organisatie terwijl hij op een uitslagenbord wees. Wij waren toch de Meerhuizenschool? Nou, die had al om tien uur moeten spelen en omdat we er niet waren was onze wedstrijd reglementair met 0-5 voor ons verloren verklaard.
Op deze wijze werd dat wat een hoogtepunt voor onze klas had moeten worden, een teleurstelling van jewelste.
Wat Stiens een week later beweerde? Die mompelde iets dat hij had gezegd dat we om tien uur hadden moeten spelen en had daardoor definitief voor ons afgedaan. Zo gaat dat soms.
Met nog steeds een beetje ergernis over deze geschiedenis rijd ik verder. Maar de Wandelweg is hier op z’n mooist en ik verdring het uit m’n gedachten. Aan de rechterkant kijk je tegen de achterzijde van het Beatrixpark aan. Veel hoge bomen en ik nader het pad dat naar de Parnassusweg loopt. Hier begint het gedeelte met de tennisbanen aan de rechterzijde. Gold star, Eilers tennispark, het roept beelden op van mezelf als jongetje, zoekend naar tennisballen die over de omheining waren geslagen.
Het theehuis dat hier staat is ook al gesloten. Hoe zit dat jongens, ik heb dorst. En die wordt door de reclame voor een aantal frisse drankjes alleen maar erger.
Dan maar doorrijden naar het veld van AFC. Misschien zijn ze daar wel aan het trainen zodat ik wat kan drinken.
Ik heb geluk, het hek van de Amsterdamsche Football Club staat open en een paar jongens zijn een balletje aan het trappen. Ik ken er een van en met hem kan ik in een kleedkamer wat water drinken. Omdat het altijd begint te kriebelen als ik een bal zie laat ik me daarna verleiden om een balletje mee te trappen.
Nou moet ik daarbij vertellen dat m’n voetballende capaciteiten niet groot zijn. Ik ben niet snel genoeg en heb ook te weinig gevoel voor de positie. Het weten waar de bal komt. Maar ik ben wel tweebenig en om m’n tekortkomingen in het spel te compenseren heb ik me door gestaag oefenen een goede traptechniek eigen gemaakt. Ook nu wil het best lukken en ik draai de ene na de andere fraaie bal in het doel. Zogenaamde kromme ballen die je meestal alleen bij de echte cracks te zien krijgt.
Het maakt zoveel indruk dat een van de jongens vraagt waarom ik niet bij hun kom spelen. Ik lach maar een beetje en zeg schertsend dat ik al door een andere vereniging ben gevraagd. Om verder aanhouden te voorkomen vraag ik ze maar wat er op het aanplakbiljet bij het clubhuis te lezen staat.
Weet ik dan niet dat volgende week het AROL-tournooi wordt gehouden? Dat weet ik toevallig wel en ongevraagd worden vervolgens moeiteloos de namen van de deelnemende ploegen voor me opgelepeld. Ajax, Heerenveen met Abe Lenstra, Blauw Wit, Sparta, Elinkwijk en Volendam. Of ik kom kijken? Natuurlijk kom ik kijken, dit toernooi geldt min of meer als de officiële opening van het seizoen. AFC doet als organiserende vereniging natuurlijk ook mee met grootheden als Disselkoen, Geluk en keeper Zimmermann. En met z’n houten tribunes heeft dit terrein een sfeer die je bijna nergens aantreft.
Met de belofte om er over na te denken lid te worden fiets ik daarna verder. De Amstelveenseweg komt in zicht. Met het RKkerkje en het bijbehorende kerkhof op de hoek.
Ik besluit om via de Stadionkade terug te fietsen. Genoeg sport gezien en gedaan op deze middag en ik laat het Olympisch Stadion voor wat het is.
Misschien is de snackbar op de hoek van de Parnassusweg wel open, lekker een ijsje eten. En daarna nog even rondkijken bij het mooiste landje aan de zuidkant van Amsterdam. Het deel tussen Beethovenstraat en Parnassusweg dat voor een groot deel uit zand bestaat. Zand dat door de afwezigheid van begroeiing regelmatig opwaait waardoor deze plaats alles weg heeft van een echte zandverstuiving. Ik noem het altijd heuveltjesland en ik zou er ook geen betere naam voor weten.
Daarna rechtsaf langs het Beatrixpark op huis af en voor de tweede keer deze dag rijd ik over de Boerenwetering. Zou het weer eens een keertje echt gaan vriezen van de winter? Gekke vraag midden in de zomer maar ik krijg plotseling zin om te schaatsen. Op die brede sloten in de polder waar dan van dat kneppelharde zwarte ijs met belletjes ligt.
Stel je voor dat ze het daar helemaal volbouwen, dat je nooit meer kunt schaatsen op de Boerenwetering.