09 jan 2003

Eigenlijk is het nog helemaal niet zo gek, zo’n zondag zonder voetbal. Er komt tijd vrij voor andere zaken, lekker een eind wandelen in het Bos, het lezen van een bepaald boek wat je al vier weken van plan bent of een van die wel honderd andere mogelijkheden van vrijetijdsbesteding.
Hoe zou dat vroeger gegaan zijn, een paar eeuwen terug? Wat deden de mensen toen op hun vrije zondag? Was er al een vorm van sportbeoefening? En omdat ik een nieuwsgierig mens ben besloot ik om op m’n PC te kijken wat Google me daarover kon vertellen.
Maar of het door de wind kwam of door de overvloedige regenval, ik ving bot. Google kon me niets vertellen. Google deed het gewoon niet, nog beter gezegd, m’n hele internet deed het niet.
Een poging om achter de oorzaak van de storing te komen had ook al geen resultaat. Het betreffende telefoonnummer van de helpdesk liet me weten dat alle medewerkers in gesprek waren en dat de wachttijd tenminste 30 minuten zou bedragen tegen een tarief van 10 Eurocent per minuut.

Dan maar op een andere manier, dacht ik. En ik gaf uitvoering aan een plan dat recent, bij de première van de film over Kees de jongen, bij me was opgekomen. Het lezen van de Camera Obscura van Hildebrand. Het verhaal, beter gezegd de verhalen, spelen zich ruim 150 jaar geleden af in Nederland en allicht heeft de heer Beets ook wat aandacht besteed aan zondagse bezigheden.
Het lezen viel me niet mee, het werd vooral bladeren. Uit m’n schooltijd herinnerde ik me nog een hoofdstuk met de naam “Hoe warm het was en hoe ver”. Veelbelovend omdat het me aan een of andere prestatietocht op zondag deed denken.
Helaas, het verhaal speelt zich af op vrijdag en heeft met sport of spel niets van doen.
En het was meer geluk dan wijsheid dat ik toch nog op een spel stuitte dat ik me van gymnastiek vroeger herinnerde. Het werd genoemd in een gedichtje waarvan ik een deel wil weergeven. Het gaat over jongens

JONGENS
Hoe zalig, als de jongenskiel
Nog om de schouders glijdt
Dan is het hemel in de ziel
En alles even blijd.

Een bont geweer, een blikken zwaard
Verrukken ’s knapen borst,
Een hoepel en een hobbelpaard,
Dat draagt hem als een vorst.

Voor u de geur van ’t rozenbad
En Filomele’s zang!
Hij speelt kastie, dat ’s andere pret!
Met rozen op de wang.

Niets, niets ter wereld doet hem aan
Of baart hem ongemak,
Dan stuiters die te water gaan
Of ballen over ’t dak.

Kastie, is dat niet een soort slagbal met rondjes? Ballen over het dak.
Teksten die geschreven zijn voor 1839 toen de eerste druk van de ’camera’ verscheen. Weliswaar slaat het op spel/sport voor kinderen maar de basis voor iets groters is duidelijk aanwezig
Dan mag het slot van het gedicht toch niet ontbreken. Vooruit, twee coupletjes, moet kunnen.

Fris op maar, jongen! Vroeg en spa
De lieve lange dag
Loop over ’t veld kapellen na,
Zo lang het duren mag.

Haast zult ge op school gekortwiekt zijn;
Uw vreugd loopt snel naar ’t end;
Haast krijgt gij Bröder tot uw pijn,
En Weytingh tot torment.


[begin]