Het gaat zoals het gaat
Een paar dagen geleden trok een artikel in ‘het Parool’ over de Amsterdamse Rivierenbuurt m’n aandacht. ‘Wandelen door de buurt van Anne Frank’ had de opmaakredactie als suggestieve kop bedacht en de jaarlijkse dodenherdenking op 4 mei was waarschijnlijk de reden om juist deze buurt als onderwerp te kiezen.
De Rivierenbuurt maakte in die jaren deel uit van het toenmalige Nieuw Zuid. Een rond de dertiger jaren gebouwde stadswijk, die als woonlocatie erg gewild was. Met name bij Amsterdammers die de in die tijd hoger dan elders in de stad gevraagde huren konden en wilden betalen. Zo ook het Joodse deel van de inwoners van de stad.
Het leidde ertoe dat alleen al in de Rivierenbuurt begin 1940 bijna 17000 inwoners van Joodse afkomst waren waaronder de op het Merwedeplein wonende familie Frank.
Wat er in de eerste jaren van de oorlog ’40-’45 is gebeurd mag ik als bekend veronderstellen. De Joodse bevolking werd via de Hollandse Schouwburg die als verzamelplaats was ingericht, naar Westerbork gebracht. Een tijdelijke verblijfplaats want hun uiteindelijke bestemming was een van de in Polen gelegen vernietigingskampen.
Dertienduizend inwoners van de Rivierenbuurt werden uiteindelijk gedeporteerd. Slechts enkele honderden kwamen terug als overlevenden.
Het was in 1943 dat mijn vader door de Duitsers werd gearresteerd en de rest van ons gezin daarna naar die buurt verhuisde. Nadat we drie jaren in verschillende delen van het land ondergedoken waren geweest werd in 1943 een huis in de Scheldestraat, vlak bij het Scheldeplein, aan de rand van de stad, ons nieuwe onderkomen.
Niet zomaar een etage ergens in de stad maar door het wegvoeren van de Joodse bewoners een van de vele woningen die in Zuid te huur werden aangeboden. Nummer 101 was trouwens toch een goed voorbeeld van de bevolkingsdoorsnede in deze buurt omdat op de derde verdieping een tweede Joodse familie woonde.
Op de eerste etage was tot een aantal maanden voor onze komst een kleermaker gevestigd. Deze man was echter met z’n gezin door de Duitsers naar Westerbork gestuurd en zoals gebruikelijk in die tijd waren huisraad en inventaris geconfisqueerd en stond het huis te huur.
Kleermaker dus en ik kan me herinneren dat we maanden na onze komst nog overal spelden vonden en ook na de oorlog nog post ontvingen voor de oorspronkelijke bewoner. Brieven met reclameboodschappen voor kamgaren, naaimachines e.d. Als bewijs van de activiteiten die in het huis hadden plaatsgevonden.
Op drie hoog woonde de familie Karelsen. Eddy Karelsen was Joods, maar getrouwd met een niet Joodse vrouw. Dat redde hem het leven omdat de Duitsers voor gemengde huwelijken een uitzonderingsregel hadden ingesteld. Mits er in het gezin kinderen waren mochten deze mannen in Nederland blijven. Ik vertel er meer over in Mijn buurman Eddy Karelsen.
Wandelen door de buurt van Anne Frank stond er boven dat artikel in het Parool. Een stichting met de naam ‘Kindermonument’ heeft in de Rivierenbuurt een wandeling uitgezet langs plaatsen die door die vijf oorlogsjaren bekend zijn geworden zoals de tramremise Lekstraat waar ooit de februaristaking begon, het huis aan het Merwedeplein waar Anne Frank gewoond heeft, ijssalon Oase, de synagoge aan de Lekstraat, een van de kunstenaarsflats aan de Zomerdijkstraat waar Gerrit van der Veen gewoond heeft.
Misschien dat ik daar komende tijd weer eens een wandelingetje ga maken en meteen even de Scheldestraat bezoek.
Er is veel veranderd in die buurt maar waar is dat niet het geval. Alles verandert nu eenmaal en slechts bij wijze van uitzondering slaag je erin om iets tegen te houden. Ondanks de Februaristaking is het in ’40-’45 ook niet gelukt om de wandaden van de Duitse bezetters te voorkomen.
Meestal gaan de dingen zoals ze gaan.