02 dec 2014

Volgend jaar is het zeventig jaar geleden dat we bevrijd werden. Het zal ongetwijfeld overal uitgebreid herdacht worden. Van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork, dat ook een project op stapel heeft staan, ontving ik een mailtje met het verzoek om daaraan mee te werken. Het gaat om een bijzonder project dat de naam Bevrijdingsportretten zal dragen.
De bedoeling is dat met behulp van korte omschrijvingen/beelden/herinneringen een gezicht wordt gegeven aan de kleine groep overlevenden die op 12 april 1945 door de Canadese bevrijders in het kamp werd aangetroffen. Eén van hen heette Elie Karelsen en tijdens hun vooronderzoek hadden de initiatiefnemers van het project ontdekt dat hij tijdens de oorlog onze bovenbuurman was. Ze waren zijn naam tegen gekomen in mijn website ‘De wereld van Gajus’.
Aan hun verzoek om mee te werken aan het bevrijdingsportret gaf ik natuurlijk gehoor. Het werd een zoektocht in het verleden die het volgende verhaal opleverde.

Elie Karelsen dus. Wie was hij, hoe zag hij eruit, wat was zijn beroep, was hij getrouwd?
Om met dat laatste te beginnen, ja, hij was getrouwd. Het was een gemengd huwelijk, Mischehe werd dat door de Duitsers genoemd. Daarbij was Elie joods, zijn echtgenote Rinie niet. Elie liet zich Eddy noemen en ik gebruik die naam in de rest van het verhaal.

De familie Karelsen woonde in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Op de derde etage van een woning in de Scheldestraat, huisnummer 101. De Scheldestraat was een winkelstraat aan de rand van de stad met in die tijd ‘kinderhoofdjes’ als bestrating. Je keek vanaf hun huis uit op het Scheldeplein. Daarachter lag een stuk opgespoten land. Nog verder weg liepen de Zuidelijke Wandelweg en de Ringdijk. Dat uitzicht is in de jaren na 1958 verdwenen. Door de bouw van het RAI-complex, de aanleg van de Nieuwe Utrechtseweg en de stadsuitbreiding Buitenveldert.
Het gezin Karelsen bestond uit vijf personen. Eddy, zijn vrouw en drie kinderen. Twee jongens en een meisje die ongeveer zo oud waren als m’n jongste broer en ikzelf. En er was een hondje dat de naam Poko droeg.
Wij woonden tot juli 1940 in Amsterdam maar hadden de eerste drie oorlogsjaren op diverse adressen in het Oosten en Noorden van het land doorgebracht. Illegaal, onder een andere naam, als gevolg van het verzetswerk van mijn vader. Nadat hij door de SD was opgepakt keerden we in augustus 1943 naar Amsterdam terug.
De eerste etage van de Scheldestraat 101 werd ons nieuwe adres. Het huisnummer waar ook de familie Karelsen woonde. Bij het kennismaken werden we met open armen door ze ontvangen. M’n jongste broer en ik werden daarna in snel tempo wegwijs gemaakt door de twee jongens in de familie, onze vrienden voor de erop volgende jaren.
Hun vader, Eddy dus, was toen 37 jaar. In m’n herinnering een man met een flink postuur en al aardig kalend. Als enige van de familie moest hij een Jodenster op zijn kleding dragen.
Het is jammer dat ik geen foto van hem of van zijn vrouw heb. Wat hij precies voor werk deed weet ik niet. Ik denk dat hij van alles aanpakte voor zover dat door de bezetter was toegestaan. Ik kan me nog wel herinneren dat hij met een bakfiets in de weer was om dingen weg te brengen naar adressen in de buurt of verder weg. Hij huurde die bij een fietsenstalling in de buurt. Met zijn zonen hebben we die wel eens teruggebracht naar de stalling. Die lag een paar straten verder, vlak bij de ijssalon die in het Achterhuis van Anne Frank wordt genoemd. Oase, al vanaf 1936.
Lang heb ik Eddy tijdens de oorlogsperiode niet meegemaakt. Op een gegeven moment moest hij naar een werkkamp en we zagen hem daarna pas weer terug na de bevrijding. Dat het betreffende kamp Westerbork is heb ik pas ontdekt na het verzoek dat ik van het Herinneringscentrum ontving. Ik denk niet dat ik die naam tijdens de oorlog kende. Ook niet of ik wist dat het als doorgangskamp functioneerde voor Joodse Nederlanders die vanaf die plaats naar de kampen in Duitsland, Polen en Tsjechië werden gedeporteerd.
Uit de gegevens op de kampkaart, waarvan het herinneringscentrum me een kopie stuurde, blijkt dat Eddy daar op 12 januari 1944 arriveerde. Vreemd genoeg werd hij volgens zijn persoonskaart in gemeente archief pas op 30-4-1944 uitgeschreven naar Westerbork.
Terug naar z’n beroep. Robbie en Dolf, zijn zonen, vertelden na onze komst in de Scheldestraat dat hun vader voor de oorlog musicus was geweest en in een dansorkest had gespeeld waarvan hun oom Dolf de dirigent was. Ik neem aan dat ze net als alle andere Joden in Nederland in de loop van 1940 door hun werkgever werden ontslagen. Zijn broer Dolf, ik weet niet of hij ook gemengd getrouwd was, was ook naar Westerbork gebracht. Hij mocht daar niet blijven maar is naar een van de vernietigingskampen gevoerd in Midden Europa waar hij op 31 maart 1944 is overleden.
Het werk of beroep van Eddy dat ik hierboven beschreef, komt overeen met de vermelding op de kampkaart van Westerbork. Expediteur en Musiker.
Hoe lang de familie Karelsen bij onze komst al in de Scheldestraat woonde weet ik niet maar het zou nagegaan kunnen worden in het stadsarchief van de gemeente Amsterdam. Eddy zijn broer Dolf woonde in ieder geval in Hilversum, ik herinner me vaag dat Robbie en Dolf wel eens over hun vroegere huis in Hilversum spraken.
Het verhaal is verder niet compleet zonder de twee Joodse mannen te vermelden die bij de familie Karelsen inwoonden. Of ze daar officieel woonden of als onderduiker weet ik niet. Van een herinner ik me dat hij Elie Fränkel heette of Frenkel. Die vertrok al kort na onze komst naar een ander adres en overleefde de oorlog. In mijn geheugen komt hij in de naoorlogse periode voor als succesvol leider van showballetten in het amusementsgebeuren. Ik kon daar echter niets van terugvinden op internet of in kranten van die tijd en vroeg me af of ik me zijn naam wel goed herinnerde.
De oplossing kwam in een TV-programma dat ik op 11 januari 2015 zag. Het ging over Ellen Burka, geboren uit Joodse ouders die in haar jeugd furore maakte met kunstrijden op de schaats.
Ze won daarmee wedstrijden, werd echter geen Nederlands kampioene om de eenvoudige reden dat Nederland voor 1940 in die tak van sport geen nationale titel kende.
In 1943 werd ze samen met haar ouders door de bezetter naar Westerbork gebracht. Haar ouders en grootouders werden al snel afgevoerd naar Sobibor, waar ze omgebracht werden.
Ellen overleefde Westerbork omdat kampcommandant Gemmeker haar spaarde vanwege zijn interesse
in kunstschaatsen. Uiteindelijk werd ze toch naar Theresienstadt gedeporteerd waar ze haar latere man, de Tsjech Jan Burka, leerde kennen.
Ze overleefde de kampen doordat ze zich na aankomst in Westerbork had laten registreren als Nederlands kampioene kunstrijden en daardoor later aan een speciaal sport- en amusementsprogramma mocht deelnemen.
Na de oorlog huwde het paar en in 1946 en 1947 won ze het officieuze Nederlands kampioenschap kunstrijden. In 1950 vertrok het paar naar Canada.
Ellen werd kunstschaatscoach van onder andere haar dochter Petra Burka die wereldkampioene en Olympisch kampioene kunstschaatsen werd in 1964-1965.
In de uitzending werd op een gegeven ogenblik de eerste nationale ijsrevue gememoreerd die in de Apollohal in Amsterdam plaatsvond.
Dat speelde begin januari 1948,  en naast beelden van de voorbereidingen flitste in de film een affiche voorbij met de aankondiging van de show en wat namen waaronder Bob Peters, E. Frankly en nog een aantal.
E. Frankly? Het kwartje viel gelijk bij me. Dat moest de Elie Fränklin uit mijn verhaal zijn.
Hij was het inderdaad. Een zoektocht in het nationale krantenarchief leverde de volgende gegevens op. Balletmeester Elie Frankly. Al voor de oorlog – in 1926 met revueballet in het Floratheater kwam ik tegen – actief in de revuewereld en na de oorlog met Bob Peters in revues, shows en de eerste Nederlandse ijsrevue. In 1952
gehuldigd omdat hij vijftig jaar actief was in de revuewereld en in 1954 gestopt met zijn werk.
In 1961 werd er een groot feest voor hem aangericht omdat hij 70 was geworden.
Zijn leven eindigde in 1964.
Over zijn oorlogsverleden heb ik verder niets kunnen vinden. Waar hij zich had verstopt, wie hem onderdak had geboden.
Maar wel aardig dat er een klein stukje van een oneindig grote puzzel op zijn plaats is gevallen.

De tweede logé bij de familie Karelsen noemden we herr Biemar en zou volgens mijn oudste broer een Joodse rechter zijn geweest die uit Duitsland was gevlucht. Een vriendelijke man die ons in gebroken Nederlands schaken probeerde te leren. Hij overleed vrij plotseling, in mijn herinnering midden 1944.
Er heeft bij de familie Karelsen nog een derde logé ingewoond. De 25 jaar oude, uit Groningen afkomstige, Joseph Cohen, die voor pianist studeerde. Hij was uit een werkkamp gevlucht en had in 1942 onderdak gevonden bij de familie Karelsen.
Joseph werd tijdens een wandeling aangehouden door de beruchte Jodenjager-politieagent Stenvert en werd gedood in een van de Vernichtungslager in Polen.

Eddy Karelsen keerde na de oorlog weer terug naar de Scheldestraat. Volgens zijn persoonskaart werd hij op 4 juli 1945 in Westerbork uitgeschreven en op 18 maart 1946 weer in de Scheldestraat. Niet voor lang echter, op 9 januari 1948 vertrok hij naar de Tolstraat. Alleen, z’n vrouw en de kinderen bleven in de Scheldestraat wonen.  Of hij weer volledig voor het beroep van musicus had gekozen weet ik niet. Ik kan me nog wel herinneren dat m’n jongste broer en ik een keer met de jongens Karelsen naar Hecks Victoria Lunchroom op de Nieuwendijk zijn geweest waar Eddy in een orkest speelde. Uitgenodigd door hun vader zaten we daar prinsheerlijk op een zondagmiddag en werden verwend met drinken en iets lekkers om te eten erbij. Dat moet ergens in 1947 of 1948 zijn geweest. Net als de grote Heck op het Rembrandtplein was deze zaak in die tijd mateloos populair omdat er live muziek werd gespeeld.
In de Scheldestraat werd na de oorlog nog een dochter geboren. Voor m’n gevoel een paar jaar na afloop van de oorlog, in de gegevens van het gemeentearchief op 11 april 1949. Een nakomertje dat naar haar moeder werd genoemd. En een andere vader had. Waarschijnlijk, zie ook zijn vertrek, waren Elie en Rinie inmiddels gescheiden.
Herinneringen, herinneringen. Wat kan nog meer bijdragen aan het geschetste beeld? Zoals alle jongens van hun leeftijd mochten de jongens Karelsen graag opscheppen over hun vader. Hoe ze voor de oorlog in Hilversum hadden gewoond, hoe hun vader een groot voetballer was geweest en in Ajax had gespeeld. Dat laatste heb ik niet kunnen terugvinden in de jubileumboeken van Ajax.
Toen z’n zonen en wij op een gegeven ogenblik na de oorlog lid werden van TIW, in die tijd een Amsterdamse derde klasser, heeft Eddy daar ook nog een paar seizoenen gevoetbald. Hij speelde in het zaterdag team en wat m’n broer en ik ons er van herinneren was hij een verdienstelijk voorhoedespeler met een goed schot. M’n broer vertelde me dat hij ook nog een tijdje elftalbegeleider was geweest van een aspirantenteam.

Nog niet tevreden met deze summiere herinneringen ben ik het internet ingedoken om meer over Eddy te vinden en kwam toen op een gegeven moment de familiestamboom tegen.
Eddy (Elie) was een zoon van Jacques Adolph Karelsen die in 1880 in Brussel was geboren. Deze was in 1904 getrouwd met Essie Blocq, geboren in 1875 in het Nederlandse Blokzijl. Er was al eerder – in 1905 –  een zoon uit het huwelijk geboren die de namen Adolph Jacques (Dolf) had mee gekregen. Eddy was hem een jaar later op 12 juni 1906 gevolgd. Het huwelijk hield overigens geen stand en op 2 maart 1916 gingen de beide echtelieden uit elkaar. Van vader Jacques Adolph Karelsen weten we dat hij diamantzetter was. Later werd hij caféhouder.

Eddy trouwde op 24 september 1931 met de in 1909 geboren Katharina de Bruin. Zijn broer Dolf op 3 september 1933 met Johanna Maria Meijer.
Van wie ze hun aanleg hadden geërfd weet ik niet maar ze stortten zich beiden op de muziek. Adolph Jacques die zich Dolf liet noemen koos daarbij piano als instrument, Eddy klarinet, saxafoon en viool.
Ik vond de nodige aanwijzingen dat Dolf op een gegeven moment een vaste baan kreeg bij de AVRO. Hij speelde daarbij in een dansorkest maar maakte vooral naam als arrangeur en componist. De naam van Eddy kwam ik ook tegen in drie orkesten, dat de populaire muziek van die tijd speelden. Een daarvan was het orkest van Kovacs Lajos (Louis Schmidt) waarin hij genoemd wordt met zowel saxofoon als klarinet en viool bij zijn naam. Op internet kwam ik een foto tegen van dat orkest. Jammer genoeg te onduidelijk om de leden van het orkest goed te kunnen onderscheiden.
Bij het zoeken naar Dolf dacht ik succes te hebben. Van hem vond ik namelijk  een muziekblad met een foto op de voorkant waarbij de naam van Dolf Karelsen voor de muziek werd vermeld. Maar dat bleek een foto van Eddy Meenk te zijn, de leider van een AVRO-orkest.
Ook in kranten uit de jaren 1925 tot 1940 kwam ik de namen van de broers tegen. Een paar knipsels waarin ze beiden genoemd worden heb ik als bijlage opgenomen.
Oud zijn ze beiden niet geworden. Dolf overleed zoals al vermeld in 1944 in een kamp in Midden Europa. Eddy overleed op 11 augustus 1955 aan de gevolgen van een hartaanval.
Het contact met Robbie en Dolf is op een gegeven moment verwaterd. Bij een toevallige ontmoeting jaren geleden met één van hun zussen hoorde mijn jongste broer dat ze toen beiden al overleden waren.
Of de twee dochters van Eddy en Rinie nog leven weet ik niet. Ook niet of zij of hun broers kinderen hadden waarbij ik een uitzondering moet maken voor Dolf. Een jaar of tien geleden benaderde een zoon van hem me met een Email waarin hij me vroeg of ik hem iets kon vertellen over de jeugd van zijn vader.
Onvoltooid verleden noem ik dit stuk. Ik probeer er in om de buren van zestig zeventig jaar geleden een gezicht te geven. Het is me maar gedeeltelijk gelukt. Maar het is een voorzet die er misschien volgend jaar bij de expositie in Westerbork aan kan bijdragen dat er stukjes aan de puzzel worden toegevoegd.

21 november 2014, aangevuld 11 februari 2015
Ruud Jansen


Dit is geen foto van Dolf Karelsen maar van Eddy Meenk


[begin]