06 mrt 2008

In een van z’n bijdragen aan Zuidelijke Wandelweg vertelt Max over een klein winkeltje dat zich in z’n oude buurtje in Zuid staande had weten te houden. Nog niet opgeslokt door een van de megaconcerns. Het bijzondere was dat er op de pof werd gekocht. ‘Schrijf het maar op,’ zei een van de klanten namelijk toen ze met haar aankopen de winkel verliet.
Het verhaal schoot me gisteren te binnen bij m’n kaasboertje toen ik tot de ontdekking kwam dat ik te weinig geld bij me had om contant te betalen. Ik ga eerst wel even wat geld bij de automaat trekken was m’n reactie maar dat was helemaal niet nodig. “U kunt gewoon pinnen,” zei de winkelier en dat was natuurlijk zo.
Uit de muur trekken, pinnen, flappentap, pincode, allemaal begrippen die in mijn jeugd, de tijd tijdens de oorlog en daarna, nog niet bestonden. Het overgrote merendeel van de mensen kreeg z’n beloning contant uitbetaald. Als salaris één maal per maand voor de groep witte boorden werkers, als weekloon als je tot de groep handarbeiders behoorde.

Dat geld werd dan thuis verdeeld over een aantal potjes. Voor de huur, gas, elektra, de krant, kleding en nog wat zaken. Wat er overbleef na aftrek van die vaste lasten was voor het dagelijks brood. Met beleg en verder een of twee keer in de week een stukje vlees.
Veel werd rechtstreeks betaald. Dat wil zeggen dat er een maal per maand iemand langs kwam die de huur ophaalde. Voor het gas kwam regelmatig de meteropnemer langs. Of er dan gelijk betaald moest worden weet ik niet meer. Voor de elektriciteit waren wij in het gelukkige bezit van een zogenaamde muntmeter. Een echte verbruiksmeter waarbij het licht het pas deed als je er een munt in gooide. Als de munt op was, dat gebeurde bij voorkeur ’s avonds of in het weekend dan zat je dus in het donker. Tenzij je vooraf wat munten had aangeschaft. Een andere mogelijkheid was de vooroorlogse zilveren rijksdaalder. Die kon je namelijk als alternatief gebruiken. Wel opletten dat je ze weer terugkreeg als de ‘meterlichter’ z’n werk kwam doen.
Zo’n systeem met potjes heb ik zelf nog gebruikt toen ik pas werkte. Als het einde van de maand naderde moest er wel eens wat geschoven worden met de inhoud, helemaal als er een onverwachte uitgave gedaan moest worden. Of ik dan niet gezorgd had voor een reservepotje, zei je. Ja ja.
Toen ik nog thuis woonde was dat niet anders. Nog zie ik me ’s middags uit school thuiskomen. Hier heb je geld voor een halfje wit, kreeg ik dan vaak te horen. En loop meteen even bij de melkboer langs voor een onsje Berliner en een ons oude kaas. Zeg maar tegen de melkboer dat ie het opschrijft en dat ik het einde van de week wel kom betalen.
Arme melkboer, denk ik achteraf. De man bracht nog losse melk langs en had voor elke klant een apart opschrijfboekje waarin hij de uitgaven noteerde. Een keer per week kwam ie afrekenen en dan gebeurde het wel eens dat het die week niet uitkwam. Nog erger dat er discussies ontstonden omdat de brave man een halve liter melk te veel zou hebben gerekend.
Of er bij de kruidenier en de groenteman ook gepoft werd weet ik eigenlijk niet. Zeker niet bij de Simon de Wit vlak naast ons. Maar de kruidenier tegenover ons had ook een systeem met klantenboekjes die gebruikt werden om de wekelijkse bestelling in op te schrijven. De boodschappen werden dan dezelfde dag per fiets thuisbezorgd door het hulpje.
Schoolgeld, hoe zat het daar ook al weer mee? Ik kan me herinneren dat ik elke week, kan ook een keer per maand zijn geweest, wat geld moest meenemen. Je betaalde dat aan de leraar die het bijschreef in een schriftje. Wat er daarna mee gebeurde weet ik niet meer. Het waren in ieder geval kleine bedragen, iets in de orde van 50 cent of daaromtrent. Maar het bedrag varieerde per leerling, sommigen hoefden helemaal niets te betalen. Ik vraag me trouwens af of het wel schoolgeld was, misschien was het wel ouderfonds.
Schoolgeld, zakgeld, het was allemaal kwartjeswerk in die tijd. Het doet me herinneren aan die keer dat we even rijk waren. Of het in ’44 of ’45 was weet ik niet meer, het was in ieder geval in het najaar, op een woensdagmiddag. We hadden op het land gespeeld en toen we met de buurjongens naar huis liepen zag m’n broer tussen wat afval een tientje liggen. Nu een gering bedrag maar voor ons jongens in die tijd een geweldige som. Hoewel m’n broer wat tegenstribbelde besloten we het met z’n vieren te delen en er gelijk iets voor te kopen. Eindelijk kon ik die grote batterij kopen die ik voor de trein nodig had. Eenmaal thuis was de familie minder blij met die aankoop. Of we niet wisten hoe duur alles was en hoe goed dat tientje te pas was gekomen omdat de bodem van de diverse geldpotjes al weer in zicht kwam.
Wanneer kwam eigenlijk het besluit van het bedrijfsleven om met die contante uitbetaling van het salaris te stoppen? Moet in de zeventiger jaren zijn geweest. Of ik maar een rekening bij de bank of de giro wilde openen, luidde de opdracht van de directie van het bedrijf waar ik werkte. Dan zou daar elke maand m’n salaris op worden overgemaakt.
Als Amsterdammer nam ik gemeentegiro en vanaf die tijd werd alles anders. Al die betalingen van de huur en andere vaste kosten liepen voortaan via dat nummer. Dat betekende natuurlijk niet dat de behoefte aan contant geld verdween. Daarvoor kon ik terecht bij het dichtstbijzijnde bijkantoor. Dat was op vrijdagavond geopend en omdat ik niet de enige liefhebber was kon ik meestal een kwartiertje in de rij staan voor ik aan de beurt was om een paar honderd gulden op te nemen.
De betaalkaarten kwamen later en werden op hun beurt vervangen door de betaalpas en de geldautomaat. En de gemeentegiro met z’n bekende blauwe bussen ging op in de Postcheque en Girodienst.
Overigens had die overgang naar girale uitbetaling nog een onverwacht effect als gevolg. Bij het openen van de eerste girobijschrijving kwamen sommige huisvrouwen namelijk tot de ontdekking dat hun kostwinner beduidend meer verdiende dan het bedrag dat hij tot die tijd wekelijks of maandelijks had afgedragen.
Is het geldverkeer vandaag de dag zo geautomatiseerd dat verdere veranderingen geen zin meer hebben?
Ik denk het niet. De technische mogelijkheden lijken voorlopig nog niet uitgeput maar een ding is zeker. De gebruiker betaalt. En poffen is niet mogelijk.


[begin]