114. Is takes two to tango
“Gaat er eigenlijk nog iets met die alternatieve open dag gebeuren of blijft het bij een voorstel,” vroeg Gajus. Het was zo’n zomerdag die je eigenlijk geen zomerdag mag noemen. Geen vlees noch vis en de oude meester was daarom maar even bij de Ingooi langs gegaan in de hoop daar een paar stamgasten te treffen voor een goed gesprek. Maar Nico was net weggegaan en de anderen hadden allemaal iets te doen.
Maar het idee voor de open dag was al bijgezet in het archief met andere niet verwezenlijkte plannen, hoorde hij van Frits. De rest van de groep liep er meteen al niet echt warm voor en Bram die uiteindelijk met het idee op de proppen was gekomen, wilde er helemaal niets meer van horen toen ze Sneijder nog geen twee dagen later aan Real Madrid verkochten. “Nu ben ik het zat,” had hij in een stampvolle Ingooi verklaard. “Nota bene twee weken geleden een verklaring afleggen dat ie nog een jaar blijft. Voor mij is het nu definitief over en uit met die club. Ik wil er verder geen woord meer over horen.”
De andere jongens hadden het trouwens ook wel zo’n beetje met de roodwitten gehad, ging Frits verder. Gijssie had daarna zelfs nog geprobeerd om z’n seizoenkaart te verkopen maar mooi dat er geen liefhebbers waren. Al leg je er geld bij toe, dan willen we ‘m nog niet, hadden er een paar verklaard.
“Wat wil je drinken?”
“Doe me maar een dubbele espresso,” had Gajus daarop gezegd. “En schenk voor jezelf ook iets in.” Zwijgend zaten beide mannen daarna achter hun koffie.
“Dat idee van Bram was trouwens ook te laat, denk ik,” zei Frits die als eerste de stilte verbrak. “Dat had je tijdens de echte open dag moeten doen en als je dan AT5 had gewaarschuwd, was het misschien nog wat geworden. Iets anders is dat je die spelers toch niet tegenhoudt. Zolang er gekken zijn die dat geld kunnen ophoesten houd je die jongens niet vast. Trouwens, als dat in mijn voetbaltijd had bestaan had ik daar ook niet over hoeven nadenken. In welke baan verdien je de miljoenen zo gemakkelijk? Ik bedoel maar. Misschien dat het over een aantal jaren verandert maar zoals ik het bekijk telt Nederland als voetballand niet meer echt mee. Tweede garnituur wat hier achterblijft. Maar so what. Het is eigenlijk een wonder dat we nog zo lang een rol hebben kunnen spelen. Doe je een biertje mee of liever een glaasje rood?”
“Eh, ik kom zo bij u meneer.”
Terwijl Frits bezig was om af te rekenen met een klant liet Gajus z’n ogen door de Ingooi dwalen. Hoe lang was het al weer geleden dat de zaak bijna gesloten dreigde te worden en de leden van de vaste supporterskern allemaal een aandeel in de zaak hadden genomen om het voortbestaan te verzekeren? Was het nou vier jaar of vijf? Nou ja, wat deed het er ook toe. Winst had het hem in ieder geval nauwelijks opgeleverd maar daar ging het ook niet om.
Met een ‘hier is je glaasje rood’ onderbrak Frits z’n gedachtengang.
“Nog even over dat voetbal van tegenwoordig, Gajus. Vind jij daar nog iets aan? Nee, nou effe eerlijk antwoord geven. Als kijkspel, bedoel ik. Negen van de tien wedstrijden bestaan toch alleen maar uit eindeloos gebrei op het middenveld. Hoe vaak is het nog spannend voor de goal? Het spel is helemaal doorgetheoretiseerd door de van Gaals en alles wat er vroeger leuk aan was is er door die heren als ‘te risicovol’ uitgehaald. Ben je zaterdag nog geweest, om de Jopie Cee schaal?”
“Ik?’ kwam het antwoord van Gajus. “In de Arena? Daar ga ik al jaren niet meer naar toe. Ik heb me laten vertellen dat negentig procent van de toeschouwers tegenwoordig van buiten de stad komt. Zitten daar met spandoeken, groeten uit Drachten, Appelscha, Veenhuizen, Oosterbeek. Ongelooflijk.”
“Klopt,” zei Frits terwijl hij geroutineerd een aantal glazen oppoetste. “Heb je nog gekeken naar de TV? Zaterdag was dat ook weer zo. En wat denk je dat die gasten tijdens de wedstrijd tegen de PSV-aanhang begonnen te roepen? Heb je het gehoord. Riepen: ‘Boeren, boeren, boeren’.”
Grinnikend dronken de beide mannen hun glas leeg.
“Nee, mij zien ze daar niet meer,” sloot Gajus hun gesprek over voetbal af. “De enige wedstrijden waar ik nog plezier aan beleef zijn die van de Efjes van m’n kleinzoon.”
“Wat anders,” zei Frits die met een laatste veeg z’n schoonmaakwerkzaamheden achter de bar beëindigde. “Moet je kijken wat ik gisteren op de kop getikt heb. Hé, wat zeg je daarvan, een ouwe plaat, van Oscar Peterson, z’n trio. Die heb ik gisteravond nog effe overgespeeld op m’n computer en daarna op een CDeetje gebrand. Moet je luisteren.”
En nadat hij door het omzetten van een paar schakelaars de geluidinstallatie van de Ingooi tot leven had gewekt klonken de soepele klanken van het pianospel van Ossie Pie door de ruimte.
“Dat klinkt helemaal niet gek,” zei Gajus die zachtjes meeroffelde op de bar. “Dat klinkt zelfs heel goed maar ik wist niet dat je zo’n jazzliefhebber was.”
“Dat zou ook wat overdreven uitgedrukt zijn,” was het antwoord van de uitbater van de Ingooi. “Maar op m’n twintigste was ik dat wel degelijk. Ik heb ooit nog gespeeld met het idee om een jazzcafé te beginnen”
Een groepje dorstige toeristen dat binnen kwam, maakte een einde aan z’n verhaal. En ook Gajus besloot om maar weer eens verder te gaan.
“It takes two to tango, ouwe jazzofiel,” gaf hij de uitbater nog even mee. “Maar nu even niet,” waarna beide mannen met een armzwaai en een bijna geluidloos uitgesproken groet afscheid van elkaar namen. Hoewel, was dat laatste wel een groet?
Boeren, boeren, zong Gajus terwijl hij op weg was naar huis. “Boeren, boeren, boeren,” en hoewel de zon aarzelende pogingen deed om door het grijze wolkendek te breken wist hij wat hij de rest van de dag ging doen. Kijken waar die stapel oude jazzplaten van vroeger was gebleven.
Gajus