67. Montinjakken
Of ie ziek was geweest vroeg het verzamelde gezelschap vaste bezoekers van de Ingooi.
Het was zo’n warme zomeravond waarmee we tegenwoordig als gevolg van het broeikaseffect verwend worden en voor de verandering had Amsterdams oudste supportersvereniging zich op het terras geïnstalleerd. Om een beetje te praten, een biertje te drinken, te kijken naar voorbijgangers, van die dingen.
“Je hebt zo’n mager koppie gekregen”, voegden ze eraan toe en ome Bram was al met een bezorgd gezicht bezig om een stoel bij te trekken zodat de aangesprokene zich kon installeren om even bij te komen.
Toen deze ook nog het hem aangeboden konjakkie weigerde en de voorkeur gaf aan een Spaatje rood sloeg de ongerustheid definitief toe.
Maar nadat ome Bram voorzichtig had geïnformeerd of er misschien sprake was van een enge ziekte vond Gajus, want dat was de binnenkomer, het voldoende en nam met een kort gebaar het woord.
‘Luistert, mensen, er is niks met mij aan de hand, ik ben niet ziek en ook niet ziek geweest. Ik ben gewoon sinds een paar weken aan het montinjakken.”
Even viel er een stilte en een tram trok piepend op zodat verder doorpraten sowieso onmogelijk was. Een verdwaalde Boeiing verlengde deze gedwongen pauze maar daarna kwamen de vragen bijna als een spervuur van alle kanten.
“Montinjakken?” “Bedoel je dat gedoe van die Fransman?” “Is dat een nieuwe vorm van schilderen?” “Van wie moet je afvallen?” “Waarom moet je afvallen?”
Met een “Een voor een jongens,” maakte Gajus een einde aan de woordenstroom om er aan toe te voegen dat hij inderdaad aan het afvallen was en dat daar een goeie reden voor was.
Maar de opmerking van Fransie die ooit nog eens een jaartje medicijnen had gestudeerd, onderbrak zijn relaas. “Weet je dat dat heel ongezond kan zijn, Gajus? D’r schijnen zelfs wel eens slachtoffers te zijn gevallen door die meneer Montignac.”
Z’n interruptie veroorzaakte de nodige ongerustheid bij de anderen maar Gajus maande ze met een glimlach tot stilte.
“Maak je niet ongerust, mensen. Montinjakken zit ‘m niet in minder eten of dingen niet meer eten maar in het voorkomen van bepaalde combinaties. Ik ben nou drie weken bezig en er is al ruim vier kilo af. En om te bewijzen hoe gezond hij wel bezig was nipte met een geruststellende blik in de richting van ome Bram aan z’n Spa.
“Mamamaar, waarom ben je dan aan het vermageren, Gajus,” vroeg haagse Karel, die er door de vele partijlunches in de afgelopen twee jaar niet smaller op was geworden. “Je was toch niet zo dik, ik bedoel, voor een zeventiger zie je er zelfs nog heel goed uit.”
Even werd het gesprek onderbroken door Frits die een grote schaal met hapjes op hun tafel zette en er bij vertelde dat het een rondje tapa’s van het huis betrof.
“Tappas?” was daarop de verbaasde vraag van ome Bram. “Hebbie geen broodje bal?” Een opmerking die de uitbater kennelijk geen antwoord waard achtte waarop Maikel en Mehmet, de twee jongsten van het gezelschap, Bram fluisterend uitlegden, dat Tapa’s kleine hapjes waren, afkomstig uit Spanje. En als ie goed zou kijken zou ie zien dat er ook wat gehaktballetjes op het bord lagen.
“Al die nieuwerwetse flauwekul,” mopperde de oude bloemenkoopman maar alle aandacht was al weer op Gajus gevestigd omdat Nico, die al jaren in een voortdurende strijd met z’n gewicht was verwikkeld, de vraag van Karel herhaalde.
“Waarom wil je dan afvallen, Gajus?”
Deze krabde eens even aan z’n neus, een teken dat er een lang betoog ging volgen en stak daarna van wal.
“In de eerste plaats omdat ik bijna 85 kilo woog, lieverds. En dat betekende zwembandjes en een zevenmaandskindje op de plaats waar vroeger een staalharde vlakte zat. En ik groeide maar door. Moet nodig wat minderen had ik al een paar maanden geleden tegen mevrouw Gajus gezegd maar je weet hoe dat gaat. Er is altijd wel iets bijzonders aan de hand en die afvalkuur werd van week tot week uitgesteld.
Misschien is die 85 wel m’n gewicht maakte ik toen mezelf wijs. Wat deed ik dus, even kijken wat het internet daar van zegt. Dat was wel even schrikken want de tabelletjes schrijven voor dat iemand van mijn leeftijd en lengte rond de 75 kg mag wegen. De rest is ballast, slecht voor je hart, slecht voor alles.”
“Maar jij hebt toch zware botten,” onderbrak Gijssie hem met een opmerking die meteen door de oude meester werd overgenomen.
“Daarmee heb ik inderdaad nog een tijdje geprobeerd om mezelf een rad voor ogen te draaien. Geen mooier bedrog dan zelfbedrog, toch? Gelukkig gebeurde er toen iets wat me met beide benen op de aarde zette.
Jullie weten dat die oudste van me over een paar weken gaat trouwen. Dus ik dacht, dat komt mooi uit, dan kan ik dat dure pak dat ik een paar jaar geleden voor een andere trouwpartij heb gekocht weer eens een keertje aan. Laat ik gelijk even kijken of de broek nog past.
Ooooh, boys, dat was dus schrikken. Ik kreeg die broek nog net met moeite dicht en het jasje zat ook wat krap in de schouders. En dat heeft de doorslag gegeven. Ik ben weer gaan montinjakken en mevrouw Gajus doet met me mee. Nou een klein blokkie kaas dan, Hans en doe me nog maar een Spaatje.”
Er werd daarna nog wat hoofdschuddend in zijn richting gekeken maar de blijdschap dat het geen ziekte betrof kreeg toch de overhand.
En even later waren ze het helemaal vergeten toen de discussies over zaken als bezuinigingen, Irak, Balkenende, Blair, Schiphol en nog veel meer op gang kwamen. Zoals gebruikelijk werden ze het over de meeste onderwerpen niet eens maar de 1-1 tegen de Belgen, die ze voor het laatst hadden bewaard maakte daarop een uitzondering. Dickie moest nou eindelijk eens z’n tanden laten zien en dat voortdurende falende middenveld moest ingrijpend gewijzigd worden waarbij, zoals Gijssie het uitdrukte, de heren Davids, Seedorf en Kluivert met onmiddellijke ingang mochten vertrekken om nooit weer terug te keren.
Op de vraag van Gajus of daar niet een paar niet-gekleurde spelers aan toegevoegd moesten worden om gezeur als van een paar geleden over ‘de kabel’ te voorkomen werden de deskundigen het na wat nadenken eens en Van Bronkhorst en Zenden werden aan het lijstje toegevoegd.
Ome Bram probeerde Gajus aan het slot van de avond nog een keer met een konjakkie te verleiden maar deze bleef standvastig. D’r moet nog vijf kilo af, Bram en je weet hoe het gaat, elk pondje gaat eerst door het mondje. Daarom loop ik straks naar huis, want een beetje beweging op z’n tijd helpt ook.
En omdat de anderen ook op huis aan gingen bleef ome Bram tenslotte als laatste achter. In zichzelf mompelend zocht de oude bloemenkoopman z’n fiets op. “Tappas, montinjakken, iedereen doet tegenwoordig maar wat op deze wereld. Maar dat verwondert me niks, ze hebben het gewoon te goed. Ze hebben gewoon geen groot doel meer om na te streven. Net als de fiets zijn de idealen van vroeger ook verdwenen.”
erJeetje