71. Ontmoeting met 2004
”Ik wil niet rot doen, Frits,” zei ome Bram in de voor een zondagmiddag opvallend goed bezochte Ingooi, “Maar d’r zaten wel een paar kerstboomnaalden in dat vorige pilsje van je.”
Een paar naalden viel Haagse Karel, altijd klaar om mee te doen als er iemand gevoerd moet worden, hem bij. Een paar naalden, Bram? Een halve kerstboom zal je bedoelen.”
Met een zwijgende blik monsterde de uitbater van de Ingooi de twee klagers, klanten van het eerste uur maar omdat hij het toch niet helemaal zonder meer over z’n kant wilde laten gaan, was z’n reactie er eentje die alle ruimte voor een conflict bood.
“Ze komen anders wel mooi uit die Nordman die jij me hebt verkocht, Bram. Hoe noemde je het ook alweer, gegarandeerd twee maanden kluit- en naaldvast. Nou, toen tante Jans hem versierde vielen de eerste naalden nog sneller uit dan jij haren op die grijze kop van je verliest. Naaldvast, ja ja. Ik hoor het je nog zeggen. Ik kon hem daarna op de volkstuin weer rustig buiten zetten, liep ie van het voorjaar weer uit.” En snuivend van verontwaardiging liep hij terug naar z’n plaats achter de tap.
“Geen ruzie jongens,” probeerde Nico die net was binnengekomen, de kleine onenigheid te sussen. “D’r is al rottigheid genoeg in de wereld zonder dat wij elkaar in de haren vliegen.”
”OK, OK,” gaf Frits daarop gelukkig te kennen. “Misschien zat er dan een naaldje in je bier, Bram maar die boom is echt slecht hoor.”
En omdat Bram ook al spijt had van z’n opmerking gaf ie zuchtend te kennen dat de bomen dit jaar niet alleen duur waren maar nog beroerd van kwaliteit ook. Een gevolg van de mooie zomer en de daarbij behorende droogteperiode.
“Drie maanden geen spat regen gevallen, jongen,” besloot hij z’n betoog. “Drie maanden, daar is niks tegen bestand. Heb jij wel eens drie maanden drooggestaan? Kijk, dat bedoel ik.”
“Breng die jongens maar iets pittigers dan een biertje, Frits,” sloot Nico geroutineerd z’n kleine interventie in de dreigende onenigheid af.
“Is de rest van ons kluppie eigenlijk al binnen? Ah, ze zitten daar in de hoek. Schenk ze allemaal wat in, doe er wat te eten bij en vergeet jezelf niet.”
En zo zat het vaste team van oersupporters even laten bij elkaar te wachten op een kelkje uit een fles waarvan de inhoud uitsluitend voor heel goeie klanten bestemd was.
Of ze nog bijzondere verwachtingen voor het nieuwe jaar hadden was de inzet van Gajus die net aan Fransie had verteld dat ie bezig was met een volledig nieuwe stijl van schilderen. Je kon wel zeggen dat hij momenteel nog midden in een veranderingsproces zat en hij borrelde van de plannetjes voor het komende jaar. Maar wat hij daar precies mee bedoelde bleef onduidelijk omdat Gijssie, die alleen het laatste deel van het betoog van Gajus had gevolgd, hem met een gretige uitdrukking op z’n gezicht onderbrak.
En met enige stemverheffing dropte hij z’n vraag bij het gezelschap. Dat hij net iets had opgevangen over plannen voor het nieuwe jaar en dat ie benieuwd was wat de rest van het gezelschap op z’n wensenlijstje had staan.
“Daar vraag je me wat,” wilde ome Bram beginnen maar veel verder kwam hij niet omdat de waarschuwende kreet van Frits, die met een overladen dienblad naderde, voor een pauze zorgde.
“Asjeblieft mannen. Dit is een kelkje levenswater dat jullie door Nico wordt aangeboden en de gehaktballen komen met een kwartiertje. En nu jullie het toch over plannen voor het volgend jaar willen hebben kan ik ook meteen mijn dienstmededeling wel even kwijt.”
Getroffen door de toon waarop hij dat laatste zei keken ze ‘m allemaal aan met zo’n blik die het midden hield tussen ongerustheid en nieuwsgierigheid. Ze voelden dat er iets onplezierigs aankwam maar hadden nog geen idee waaruit dat zou bestaan.
De klap was groot. De dienstmededeling zoals Frits het noemde was nog het best te vergelijken met een aardbeving. Geen trillinkje maar een echte van zo’n 6,5 eenheden op de schaal van Richter en het duurde tenminste een minuut voor Nico hem fluisterend kon herhalen.
“Jij stopt met ingang van 1 maart met de Ingooi.”
“Negenentwintig februari is de laatste dag dat deze tent geopend is en dan is het fini met de Ingooi,” herhaalde Frits de mededeling. “Uit, over, dicht, gesloten.”
Wat hij daarna eventueel nog meer had willen zeggen werd onmogelijk gemaakt door de stortvloed van vragen waarmee hij werd bestookt.
Dat zoiets toch niet kon, dat zoiets toch niet mocht, dat ie dat niet maken kon, waar hun kluppie dan naar toe moest, of Frits wel wist wat hij daarmee aanrichtte en meer van dat moois.
Het was Gajus die de rust terugbracht en Frits in de gelegenheid stelde om z’n besluit toe te lichten. En nadat deze er even bij was gaan zitten werd al snel duidelijk dat het besluit onherroepelijk was. Na z’n opening waarin hij vertelde dat dit besluit niet zomaar had genomen schetste hij in sobere bewoordingen de moeilijkheden waarmee hij de laatste jaren te kampen had. De verliezen die het gevolg waren van de werkzaamheden aan de bestrating. Anderhalf jaar had dat geduurd en recent was er weer een schrijven van de deelraad geweest dat er een tweede herprofilering van het trottoir nodig was waardoor hij de grootte van het zomerterras tot 1 meter uit de gevel zou moeten beperken. Hield verband met de mogelijkheid die moest worden geschapen voor het steeds intensiever wordende rollatorverkeer. Maar dat was nog niet alles. Als gevolg van het ingevoerde parkeerverbod had de brouwerij aangekondigd dat ze moesten stoppen met de wekelijkse bevoorrading. En zo was er elke maand wel wat. Dan mochten er geen vlaggen meer aan z’n gevel bevestigd zijn, dan was het uithangbord weer te groot, de lichtreclame te licht en ga zo maar door. De klap op de vuurpijl was een schrijven waarin hem werd opgedragen om een dertig centimeter dik geluidwerend plafond in de zaak aan te brengen ter voorkoming van geluidsoverlast voor de overige inwonenden van het pand.
“M..mmmmmaar je woont toch zelf boven de zaak,” reageerde ome Bram, bij wie de verontwaardiging grote blossen had getekend op z’n gewoonlijk met een zwart waas overtrokken kaken.
“En de zaak overdoen aan een ander?” opperde Nico terwijl hij ome Bram met een bemoedigend schouderklopje tot rust maande.
Maar je kon aan de toon van z’n stem horen dat hij daar zelf niet in geloofde en dat bleek dan ook het geval.
De horeca ging al jaren slecht en dat gold met name voor bruine cafés en kroegen zoals de Ingooi. Het aantal bezoekers liep elk jaar een beetje terug. De kring van vaste klanten vergrijsde en die gaan niet zo gemakkelijk meer de deur uit. Van de jeugd hoefde hij het niet te hebben. Die zochten hun heil in de disco en bij massale dance party’s. Op het platteland, in de dorpen, was al geen kroeg meer te vinden. In de stad ijlde dat nog wat na maar ook daar was het aantal sluitingen groot.
“Ik ben al meer dan een half jaar bezig om een liefhebber voor de zaak te vinden maar geen hond die geïnteresseerd is. Niemand, ook niet om iets anders te beginnen. Twee jongens van een timmerbedrijfje die er een werkplaats wilden vestigen waren de enigen. En die mochten niet van de deelraad want dat paste niet in het bestemmingsplan. En verleden week is de kogel definitief door de kerk gegaan. Ik heb het hele pand verkocht aan een makelaar. Die gaat het verbouwen en dan komen er juppenflats in. En ik ben nog blij dat het zo is gelopen anders had ik ’t alleen met m’n AOW en een paar honderd Euro van een verzekeringetje moeten doen.”
Er viel en langdurige stilte na z’n betoog en er waren meerdere gevulde kelkjes nodig om het gesprek weer een beetje op gang te brengen.
“Over een paar jaar is er geen kroeg meer over in deze stad,” somberde ome Bram die duidelijk moeite had om het verhaal van Frits te verwerken.
“Dan ga je toch lekker emigreren, ouwe,” probeerde Fransie en Maikel hem op te vrolijken. “Lekker naar Spanje of Nieuw Zeeland,” maar de bloemenkoopman snoerde ze de mond met de opmerking dat je oude mensen niet moest verplanten.
“Weet hoe we dat als marktkoopmensen onder mekaar noemen?” wendde hij zich tot z’n compagnon. “Nee, laat maar. Daar ben je nog te nieuw voor in het vak. Dat noemen wij het kerstboom met kluit effect. Die blijven ook niet in leven.”
De stelling die Gijssie daarna poneerde zorgde ervoor dat de discussie een beetje op gang kwam.
“Jullie moesten toch zo lachen toen ik een tijdje geleden beweerde dat er stapje voor stapje een einde wordt gemaakt aan de verzorgingsstaat. Nou, daar hoort dit ook bij. Hier de Ingooi, dat is in wezen een sociaal ontmoetingspunt. Met de sluiting gaat er gewoon weer een stuk verzorgingsstaat verloren.”
Maar dat ging iedereen toch een stukje te ver en hij oogstte er wederom gelach mee, vooral toen Hansie voorstelde om de zaak dan met Frits als buurtopbouwwerker te laten voortbestaan.
Het werd niet laat die avond en iedereen had zich al een beetje neergelegd bij het idee. Wat we hier meemaakten was, zoals Gajus het uitdrukte, nou eenmaal een gevolg van het huidige tijdsbeeld. De immer voortdraaiende molen van de tijd zorgde voor niet tegen te houden veranderingen. Een van die veranderingen was dat de huidige jeugdige generaties de bruine kroeg links lieten liggen. De gevolgen werden nu zichtbaar. Bij gebrek aan klandizie verdwenen die kroegen, de een na de ander en werden vervangen door andere gelegenheden zoals disco’s en grand cafés want de menselijke behoefte om elkaar te ontmoeten was van alle tijden en onveranderd.
“Pas als die verdwijnt, mensen, pas dan ziet het er somber uit voor het voortbestaan van onze soort.”
Terwijl de rest vertrok bleven Bram en Gajus als laatsten van hun groep nog even zitten voor een afzakkertje.
Ïk denk niet dat wij dat met z’n tweetjes nog meemaken, Gajus. Dat het voortbestaan van de mens gevaar loopt,” zei Bram na een lange periode van stilte terwijl hij Frits een teken gaf voor de allerlaatste van die avond.
“Ik ook niet Bram,” gaf de oude meester instemmend knikkend te kennen. “Ik ook niet maar het kan nooit kwaad om die jongelui zo nu en dan te waarschuwen.”
En grinnikend nipten ze beide aan het glaasje dat Frits tot de rand had volgeschonken.
erJeetje