16 jul 2005

87. Schuimkraag

0 Reacties

Het was zomaar een maandag in de Ingooi waar de vaste kern van oersupporters de gebeurtenissen van het weekend besprak en Nico had net met een kort handgebaar te kennen gegeven dat de monden van de heren nodig gesmeerd moesten worden.
“Wisten jullie dat ik die tent ooit nog kon overnemen?” zei Frits terwijl hij zich geroutineerd beijverde om een zestal glazen te vullen.

Voor niet insiders in het horecagebeuren wellicht een duistere opmerking maar hij bedoelde er niets anders mee dan café Schuim dat een aantal dagen eerder in opdracht van de burgemeester was dichtgetimmerd. De discussie was nog niet echt op gang gekomen vandaar dat de uitbater van Amsterdams oudste supporterscafé een voorzetje had gegeven om het gesprek wat leven in te blazen.
Z’n poging was niet vergeefs gedaan en Fransie nam deze bal zoals de kenners zeggen ‘vol op de wreef’.
Wanneer dat dan wel geweest was en waarom. Natuurlijk waren z’n vragen niet aan dovemans oren gericht en nadat hij de groep van een vol glas met het huismerk Pils had voorzien zette Frits zich bereidwillig aan hun tafel.
“Ja zeker,’ was het begin van zijn uiteenzetting. “Jazeker, het zal een jaar of twaalf geleden zijn dat ik daar mee bezig was. Dat kwam zo, een of andere malloot van de deelraad was met een voorstel gekomen om de hele straat hier te renoveren en er dan gelijk voetgangersgebied van te maken. En de Ingooi paste volgens die meneer niet in het dorpse karakter van z’n straatje. Die zou dan verbouwd worden tot kinderdagverblijf. En je weet het in deze stad nooit vandaar dat ik toen zo hier en daar m’n licht opstak over een eventueel ander pand.”
“Maar goed dat dat niet is doorgegaan,” zei ome Bram, die zichzelf verwende met een snippermiddag omdat zoals hij zei er op maandag al sinds mensenheugenis geen droog brood te verdienen is voor een bloemenkoopman. “Moet je je voorstellen, hadden we vandaag mooi voor een gesloten deur gestaan.”
“Dat geloof jij toch zelf niet, hè,” zei Frits die een beetje knorrig werd door de onderbreking.
“Luister heer, toevallig ben ik in de buurt van de Spuistraat geboren en ik ben als het ware met het geluid van de kikker opgegroeid. Uit nieuwsgierigheid loop ik er nog wel eens doorheen, tenslotte liggen m’n roots er. Ben er op school geweest, heb er in de hongerwinter nog elke dag eten gehaald bij de gaarkeuken. En toen er sprake van was dat de Ingooi hier op termijn moest verdwijnen lag het natuurlijk voor de hand dat een leuk pandje in de Spuistraat een waardige vervanger zou zijn. Wat doe je in zo’n geval, keertje gaan kijken. ’s Middags een biertje gedronken, ’s avonds een beetje rondgekeken. Niet helemaal het publiek wat ik in de Ingooi gewend was. Harde muziek, veel jonge gasten die vooral kwamen om zich vol te gieten, met een lijntje coke d’rachteraan voor de gezelligheid. Nou, toen heb ik de onderhandelingen gelijk gekapt. Daar had deze jongen geen trek in. Wat anderen doen moeten anderen weten maar in mijn café komen geen drugs. Zo simpel ligt dat, of het nou hard of soft is, ik wil het niet. Kan je je nog herinneren, dat Karel hier een hasjhandeltje wou beginnen. Schiet op, wegwezen met die rotzooi, ga daar maar mee naar een koffieshop. Gelijk een einde aan gemaakt dus. Hadden ze bij Ajax tien jaar geleden ook moeten doen met dat tuig dat tegenwoordig de wedstrijden versjteert. Drink je glas eens uit, Gajus, dan schenk ik jullie nog effe bij.”
Het werd nog laat die avond, het voetbal van hun favoriete club kwam weer ter sprake, de ene na de andere herinnering aan de strijd tussen de twee giganten van de afgelopen zondag rolde over de tafel met namen als Bleijenburg, Potharst, van der Hart, en nog veel meer.
Ome Bram vertelde over het seizoen waarin de hoofdstad zelfs vijf vertegenwoordigers in de hoogste klasse had geteld en alleen Gijssie, de jongste van het groepje, kwam niet verder dan vier clubs. Maar dat was ook niet zo verwonderlijk omdat hij ook al dacht dat de kikker van Frits iets met kicken in café de Schuim te maken had gehad.
Jouw tijd komt ook nog wel had ome Bram hem getroost maar of die verhalen dan ook zo mooi zijn? De tijd moet het leren.

Gajus


[begin]