142. Over twijfel en wijsheid
Het was een van die warme voorzomeravonden waar we al een aantal jaren mee worden verwend en de late bezoeker die had gedacht nog een plaatsje op een caféterras te kunnen vinden kwam bedrogen uit. Overal zat het tjokvol. Zo ook bij de Ingooi waar de vaste kern van bezoekers aan het einde van de middag was neergestreken voor een glaasje, een hapje en vooral een goed gesprek over al die dingen die oudere Amsterdammers bezig houden.
Dat laatste wilde echter niet echt goed op gang komen en de stiltemomenten werden steeds langer.
“Zou ie nog komen?” vroeg de oudste deelnemer van de groep op een gegeven moment terwijl hij een stuk stokbrood in de jus van een vorstelijke gehaktbal sopte.
“Geen paniek, Bram,” gaf een van de andere mannen hem ten antwoord. “Ik had hem vanochtend nog aan de lijn en je weet dat als Gajus zegt dat ie komt je daar op kunt rekenen.”
Terwijl ze verder gingen met de versnapering die tante Jans voor ze had klaargemaakt viel er opnieuw een stilte die alleen verbroken werd door het geluid van een remmende tram, het motorgeluid van een passerende pizzakoerier die in z’n eentje de TT van Assen naspeelde en het gezang van een groepje vrijgezellen dat het voorgenomen huwelijk van een hunner met een ware tsunami aan bier onmogelijk dreigde te maken.
Het lawaai van een verdwaalde Boeiing verlengde deze gedwongen pauze maar daarna barstte iedereen los in een massale begroeting van het laatste lid van hun clubje dat vanaf een afstand bijna onopgemerkt even naar z’n vrienden had staan kijken voor hij dichterbij was gekomen.
“Hé, ouwe reus, hoe gaat het met je? Waar heb je al die tijd gezeten, man? We dachten dat je was opgelost, jongen.” En met de nodige schouderkloppen werd hij op een stoel gezet die Frits met een vooruitziende blik achter de hand had gehouden.
“Wat een hitte mensen,” was het eerste wat Gajus, want die was het, kon uitbrengen. “Ik legde bijna het loodje in de tram. Doe me een kouwe pils, Frits en doe de jongelui hier ook een glas met het een of ander.”
Er viel daarna heel wat bij te praten met de rest van het gezelschap omdat Gajus om allerlei redenen al maanden op het wekelijkse appel ontbrak. Maar nadat dat was gebeurd rolden de gespreksonderwerpen bijna vanzelf in een bijna onafgebroken reeks over de cafétafeltjes met de economische wereldcrisis, het pensioenaccoord en de leningen aan Griekenland als hoogtepunten. Voor zover de lezers dat van belang vinden, wat Hellas betreft staakten de stemmen over de noodzaak van de steun door de Europese Unie en hetzelfde gold voor de vraag of de economie zich überhaupt nog zou kunnen herstellen.
Wat er met de kunstsubsidies moest gebeuren veranderde door toedoen van Haagse Karel in een discussie over de ontwikkelingen bij hun roodwitte favorieten. Hij vond de betreffende staatssecretaris namelijk de aangewezen man om als directeur orde op zaken te stellen in de Arena waarop Fransie reageerde met de opmerking dat ADO Den Haag na het vertrek van z’n trainer en beste spelers misschien beter vrijwillig kon terugkeren naar de eerste divisie waarop ome Bram meesmuilend aan Fransie had gevraagd of hij dan al voor een functie was aangezocht door de groep Cruyff waarop Nico dacht dat C. al weer de benen had genomen, waarop Fransie stelde dat C. dat als gekozen commissaris nooit zou doen waarop Gajus antwoordde dat het commissarisschap van C. pas half juli definitief zou worden waarop meneer Piet betwijfelde of hij die nieuwe rol zou accepteren waarop Nico zei dat meneer Piet daar best eens gelijk in kon hebben omdat meneer C. zijn mening over voetbal en die van Ajax in het bijzonder veel liever in een vrijblijvende rol via een bepaald ochtendblad ventileerde.
Aanvankelijk bedoeld om elkaar een beetje te voeren werden de opmerkingen steeds scherper en het werd er niet beter op toen meneer Piet bij Fransie informeerde of het nou beslist nodig was om voor al die oudspelers van de roodwitten een ongetwijfeld goedbetaalde baan als pupillenleider bij de voormalige meerbewoners te creëren waarop Hansie voorstelde om ze dan eerst een opleiding te laten volgen aan de Cruyffuniversiteit waarop Nico aan de uitspraak van een echte trainer herinnerde dat niet ieder renpaard geschikt was jockey waarop meneer Piet wilde weten voor wiens rekening die opleiding kwam waarop Gajus naar voren bracht dat hij vernomen had dat een naamloze groep kenners al bezig was met een actie tegen de groep Cruyff, lees dat grote ochtendblad, waarop Gijssie wilde weten wie er dan wel in die groep zaten waarop Gajus antwoordde dat Henk Spaan in z’n Paroolcolumn al een paar keer had aangegeven niets met de clan rondom C. op te hebben en meneer Piet zich afvroeg of Michael van Praag wellicht bij de door Gajus aangestipte groep hoorde waar Hansie op inspeelde met de opmerking dat die mogelijk bij die Blatter van de FIFA had voorgesteld om Cruyff in een commissie te benoemen om hem op die manier van Ajax los te weken waarop Fransie met een rood aangelopen gelaat reageerde met de aankondiging van z’n voornemen om uit de vaste supporterskern te treden en een nieuwe op te richten als er zo laatdunkend over C. werd gesproken waarop Frits dreigde dat ie dat dan maar moest doen maar dat ie er niet op hoefde te rekenen dat hij nog welkom zou zijn in de Ingooi.
Het geruzie, want dat mocht je het op een gegeven moment wel noemen, eindigde net zo onverwacht als het was begonnen en de stilte die er op volgde leek eindeloos voort te duren tot Frits een rondje van de zaak aankondigde onder voorwaarde dat de heren dergelijke discussies voortaan buiten de Ingooi zouden voeren. Een voorstel dat na enig aarzelen van een deel van de groep werd geaccepteerd hoewel het daarna minder laat werd dan gebruikelijk. Dat kon echter heel goed het gevolg kon zijn van een via talloze I-phone’s verspreid weeralarm dat rond de klok van negen langs alle terrassen in de binnenstad zoemde.
Of het allemaal nog wel goed zou komen had ome Bram aan Gajus gevraagd toen ze samen naar de halte van de tram liepen.
Twijfel je dan aan de afloop had Gajus gevraagd en toen Bram daar bevestigend op had geantwoord had de man die in een grijs verleden het initiatief voor de oprichting van de Ingooigroep had genomen, hem de volgende oeroude Chinese wijsheid meegegeven.
Nog uit de tijd van Confucius, Bram en vrij vertaald uit het Mandarijns er op neerkomend dat grote twijfels wijzen op diepe wijsheid en kleine twijfels op weinig wijsheid.
De naderende tram maakte een einde aan hun bespiegelingen.
”Niet vergeten uit te checken” riep een metalige stem binnen in het rijtuig en misschien draait het daar allemaal wel om. Dat de heer C. heeft vergeten in te checken.
3-7-2011
Gajus