73. Het is niet te geloven
Wat doe je op een koude voorjaarsdag als de lente nog niet echt wil doorbreken. Thuis blijven bij de verwarming met een goed boek. Dacht je maar na een paar bladzijden kom je tot de ontdekking dat je het gisteren uit de bibliotheek gehaalde boek al gelezen hebt. Je besluit om een uurtje door te brengen achter de schildersezel maar daar kom je tot de ontdekking dat de ware inspiratie ontbreekt.
Op Internet blijkt vervolgens een storing surfen over het net onmogelijk te maken en omdat een frisse neus uiteindelijk de enige oplossing blijkt te zijn besluit je om een uurtje naar de stad te gaan.
En dan blijken je voeten je geheel onafhankelijk van het grijze besturingscentrum naar de straat te voeren waarin de Ingooi gevestigd is. Was want als je bij Amsterdams oudste supporterscafé arriveert, maakt een A-viertje op de deur je erop attent dat het etablissement vanaf 1 maart gesloten is.
“Shit, merde, scheisse,” mompelt een andere bezoeker in wie je tot je verrassing Gajus herkent. En of het toeval het zo gewild heeft komt op dat ogenblik Nico aanlopen.
“He Gajus,” begroet die de oude meester. “Hoe kom jij hier zo verdwaald? Kom mee, dan drinken we effe een kop koffie bij ome Nol” en met z’n tweeën verlaten ze het pand dat ooit onderdak bood aan de Ingooi.
“Zo,” zegt Nico nadat hij z’n bestelling heeft geplaatst. “Hoe gaat het met jou? Al over de slag van de sluiting heen? Zo te zien niet echt, hè. Zal ik jou dan eens een nieuwtje vertellen? Maar dan bestel ik eerst even een konjakkie bij de koffie. Je ziet er uit als een vaatdoek man.”
Een paar gebaren aan de man achter de bar zijn daarna voldoende om twee bellen van een gerenommeerd te laten arriveren en met kleine teugjes genieten de twee mannen daarna van het elixer der goden.
“Jeetje, Nico, was ik daar even aan toe”, geeft Gajus daarna als eerste te kennen. “Zal ik je eens wat zeggen. Die sluiting van de Ingooi heeft me meer geraakt dan ik dacht. Geeft me een heel slecht gevoel, alsof ik als kind door m’n ouders uit huis ben gezet.”
“Weet ik jongen,” geeft de zakenman te kennen. “Ik weet precies wat je bedoelt en omdat ik van de week toch op het stadhuis moest zijn voor wat vergunningen ben ik meteen even langs Job gelopen.”
“Job,” zegt Gajus verbaasd. “Job? Bedoel je soms Job Cohen, de burgemeester?”
“Jij mag nooit meer raden,” grinnikt de president-directeur van Neerlands grootste onderneming op installatiegebied.
“De burgemeester en tijdens een gezellige lunch met hem en de wethouder van Economische zaken heb ik geheel bij toeval de namen van de Ingooi en Kooistra laten vallen.”
“Bij toeval?” zegt z’n toehoorder hoofdschuddend. “Je zegt bij toeval? Nou Nico, als dat toeval was dan ben ik de winnaar van tien miljoen in de staatsloterij.”
“Daar kan je wel eens gelijk in hebben, beaamt Nico, “Maar laat ik eerst eens wat te eten bestellen. Ze hebben hier uitstekende uitsmijters, ik neem aan dat je meedoet.”
Het is niet aan dovemansoren gezegd en zwijgend doen beide mannen zich een paar minuten later tegoed aan een koninklijke uitsmijter met ros, ham en drie eieren.
“Wat zei Job toen je de naam van Kooistra liet vallen?” neemt Gajus als eerste het gesprek weer op.
“Dat,” antwoordt Nico, terwijl hij de halfzachte dooier van een van z’n eieren geroutineerd naar binnen laat glijden, “Dat kan ik hier misschien beter niet herhalen. Maar we waren het al gauw eens over de wenselijkheid om de Ingooi in z’n huidige staat voort te laten bestaan omdat, zoals de wethouder het heel treffend uitdrukte, omdat het om een stukje cultureel erfgoed gaat. Ze zijn toen op het stadhuis even aan de gang gegaan met wat vergunningen en het bestemmingsplan en toen hebben die heren met hun plannen voor een TV-cafe eieren voor hun geld gekozen. Het pandje is inmiddels in mijn bezit.
“Nou ja,” zegt z’n gesprekspartner nadat hij van z’n verbazing is bijgekomen. “Dat wordt allemaal even te moeilijk voor mij om te volgen. De zaak is in jouw bezit en wat ben je van plan om daarmee te doen?”
“Goeie vraag,” geeft Nico, die met een van plezier glimmend gezicht de reactie op z’n verhaal heeft gadegeslagen, als antwoord. “Maar niet zo moeilijk om te beantwoorden. Ik heb natuurlijk niet stilgezeten en als het een beetje meezit hoop ik m’n plannen morgen af te ronden. Maar doe me een lol, zwijg er nog even over.”
“Maar, memaar, wat beben je dan van plan.” Door z’n opwinding kan Gajus bijna niet meer uit z’n woorden komen en om hem niet nog verder in verwarring te brengen legt Nico met een geroutineerd gebaar z’n arm om z’n schouders.
“Luistert, d’r zijn nog een paar handtekeningetjes van de bank nodig maar als dat voor elkaar is, dan gooit de Ingooi op 15 maart z’n deuren weer open. Hou je vast, onder twee nieuwe uitbaters. Een jong stel dat jij ook kent. De Ingooi wordt dan gerund door Maikel en z’n vrouw Ketie.”
Het kost wat tijd voor Gajus z’n emoties weer onder controle heeft. Het is niet te geloven, is daarna het eerste wat hij kan uitbrengen. Het is niet te geloven, Nico.
En laten we eerlijk zijn. Dat is het ook niet maar een wondertje op z’n tijd moet kunnen, toch?
erJeetje