97. Gewone taal
“Nog naar Prinsjesdag gekeken, Bram,” informeerde Gajus die hoofdschuddend de krant waarin hij had zitten lezen, weglegde.
Het gebeurde tijdens zo’n serie septemberdagen die we in goed Nederlands wel eens als Indian Summer betitelen en Frits had na enig aandringen van de vaste supporterskern een deel van het terrasmeubilair maar weer tevoorschijn gehaald en buiten opgesteld. Omdat jullie in de Arena ook al niet aan je trekken komen, zei hij erbij maar tot z’n verbazing kwam er nauwelijks commentaar op deze opmerking.
“Ondermaats voetbal” had Fransie de mening verwoord. ”Gewogen en te licht bevonden en dit seizoen kunnen ze het verder wel vergeten. Maar eh, hoorde ik jou daar iets zeggen over Prinsjesdag, Gajus? Die zou ik voor geen gouden koets willen missen.”
Ook de anderen hadden naar de jaarlijkse parade van parlementair Nederland gekeken en ome Bram wilde er na enig keelgeschraap wel iets over zeggen.
’’Weet je wat het is, Gajus?” gaf hij te kennen met een lichte frons op zijn voorhoofd dat gedurende het verblijf op de camping in Bakkum een gezond bruin kleurtje had gekregen. “De ontwikkelingen van de afgelopen jaren hebben ons gewone mensen natuurlijk voor grote vragen gesteld. Al die veranderingen leiden tot gevoelens van onzekerheid. En de teleurstellende economische ontwikkeling van de afgelopen jaren heeft die onzekerheid nog versterkt.”
Een beetje verbaasd keek Gajus de oude bloemenkoopman aan maar aan een opmerking kwam hij niet toe omdat Gijssie bij de mening van Bram aanhaakte.
“Het is net wat je zegt, Bram. En weliswaar zijn de meeste mensen tevreden over hun leefsituatie maar velen maken zich in toenemende mate zorgen over de samenleving. Het vertrouwen in de overheid is gedaald.”
”Natuurlijk, natuurlijk,” nam Nico het van hem over. “Maar solide oplossingen vragen nu eenmaal tijd. Ik verwacht echter dat het effect van veel ingrepen in de komende jaren duidelijker zichtbaar zal worden. Om een tolerante samenleving te bevorderen gaat men nu bijvoorbeeld volle aandacht geven aan sociale samenhang.”
”En dat gaan we doen door meer aandacht te geven aan cultuur, kunst en sport. Zaken die toch in hoge mate op jouw belangstelling mogen rekenen, Gajus.” Fransie keek de oude meester bij deze woorden bijna met genegenheid aan en ging daarna in een adem verder. “Cultuur, sport en kunst zijn bij uitstek de onderwerpen die het leven verrijken en de maatschappelijke banden hechter. En ik prijs me gelukkig dat we nu een regering hebben die zich inspant voor behoud van het nationaal erfgoed en extra middelen uittrekt voor sportbeoefening.”
Ernstig keken de leden van de vaste supporterskring de oude meester aan om te zien wat zijn reactie zou zijn op hun woorden. Die bleef niet lang uit. Met een volkomen onbewogen gelaat stak hij zijn rechtervinger even in de wijd geopende mond om die na wat kokhalzende gebaren weer te sluiten.
Alsof het afgesproken was kwam Frits op dat moment naar buiten met een blad vol goudgele rakkers. “Om de mond even te spoelen,” zei hij en grijnzend dronken de mannen elkaar toe.
”Op ons aanpassingsvermogen, “ was de wens van Gajus. ”Maar dan wel zonder die vinger” was het antwoord van de anderen.
Ja, zo’n toespraak in gewone taal maakt heel wat los bij de mensen. En in de Ingooi werd daarna nog tot in de kleine uurtjes gediscussieerd over het zorgstelsel en al die andere veranderingen.
Gajus