32. Leven zonder voetbal
“Goeie dag, moet je kijken wie daar binnenkomt.” De verbazing op het gezicht van Haagse Karel, die met uitgestrekte wijsvinger naar de deur van de Ingooi wees, was bijna met een mes van z’n gezicht te schrapen. En ome Bram moest zelfs even steun zoeken aan de bar toen hij de bezoeker op z’n netvlies geprojecteerd kreeg.
“Gajus. Leef jij nog? Waar ben je de afgelopen maanden geweest, jongen?” En terwijl bereidwillige handen een kruk bijschoven schonk Frits met zorg een fikse bel cognac van een gerenommeerd merk in voor de verloren zoon.
“Jongens, jongens, jongens. Wat ben ik blij dat ik weer in Mokum ben,” nam Gajus na een voorzichtige teug van z’n glas het woord. “Ja, jullie weten natuurlijk dat ik bijna in de VUT zit en daarom hadden mevrouw Gajus en ik besloten om dat met een soort wereldreis te vieren. Maar ja, de wereld is toch nog groter dan je denkt dus wat hebben wij toen besloten van het voorjaar? Om naar een ver land te gaan waar ons Ranjaland in de voorgaande eeuwen wat beschaving heeft gebracht.
En toen was de keus niet moeilijk en hebben we geboekt voor een maandje Indonesië.”
“Indonesië?” zei Fransie met wat verbazing in z’n stem. “Weet je wel dat daar allerlei mensen worden vervolgd voor hun overtuiging. Die Soeharto is echt niet zo’n lekkere jongen en ..” Maar met een wat vermoeid handgebaar onderbrak Gajus de tirade van de eerste jaars politicoloog.
“Ja, Fransie. Natuurlijk, je hebt gelijk maar als we daarmee rekening hadden moeten houden dan was er waarschijnlijk niet veel anders dan Katwijk aan Zee overgebleven. En trouwens, we zijn al weer terug dus er valt niks meer aan te veranderen.” En om verdere discussies over de toelaatbaarheid van deze reis te voorkomen gaf hij met het bekende handgebaar aan Frits te kennen dat er een rondje voor de heren ingeschonken kon worden.
“Wanneer ben je eigenlijk teruggekomen, Gajus,” informeerde Nico, die vanwege een wat uit de hand gelopen viering van z’n vijfstigste verjaardag nog wat katterig uit z’n ogen keek.
Bij het vernemen van de dag van terugkomst voer iets als ontzetting door de groep trouwe bezoekers van de Ingooi.
“Hoorde ik goed dat je afgelopen zondag zei,” vroeg Gijssie met een trek van ongeloof op z’n gezicht.
“Ja, zondagmiddag,” gaf Gajus losjes te kennen. “Zestien uur vliegen dus we liepen op ons tandvlees, mevrouw Gajus en ik. Gelukkig waren de kinderen er om ons af te halen want ….”
Maar de groep luisterde al lang niet meer.
“Zondagmiddag,” zei haagse Karel steunend.
“Hij heeft Ajax dus niet zien winnen van die Milanese Maffia,” sipte ome Bram.
“Wist je eigenlijk dat ze speelden,” informeerde Frits terwijl hij nog wat cognac bijschonk in het glas van Gajus.
Het was duidelijk dat enige uitleg dringend op z’n plaats was en met een gebiedend handgebaar maande Gajus de verzamelde Ajax supporters tot stilte.
“Effe, jongens. Die reis was zo boeiend, daar vertel ik jullie straks wel over maar eerst Ajax. Natuurlijk wist ik dat die speelden maar omdat m’n reis door omstandigheden een week verzet was heb ik die match moeten missen. Dat kon niet anders maar ik kan jullie verzekeren dat het met een bloedend hart is gebeurd. Dus wat heb ik daar gedaan in Indonesië? Ik heb op woendag gekeken naar de locale TV en CNN en Sport Network want die lieten zo’n enkele keer nog wel eens wat sport zien maar mooi niets. Donderdag idem dito. Ik had het niet meer. Zijn we vrijdag in Bangkok en in dat hotel lag een Engelstalige krant. Het zal wel een ingeving geweest zijn maar ik blader daar even in en wat zie ik. De uitslagen van de Europacup met 2 0 winst voor Ajax. Feest was het die avond voor me, jongens. Alsof ze de Europacup gewonnen hadden. Maar doe die jongens eerst nog maar even een drankje, Frits. Dan zal ik jullie vertellen wat we allemaal van Indonesië gezien hebben.
Wonderen, mensen. Wonderen.”