34. Gehakt met lof
Het was zo’n landerige maandagnamiddag en de vaste klantenkring van de Ingooi probeerde de misère te verdrijven met een drankje dat ondanks hardnekkige pogingen van het nationale slijtersgilde nog steeds niet in het reguliere ziekenfondspakket is opgenomen.
“Hebben jullie die glijpartij van Ajax nog gezien,” bracht haagse Karel, die altijd wat nerveus werd van stilte, het gesprek op gang.
Maar de coryfeeën van de Ingooi waren niet in de stemming voor voetbal en ome Bram verwoordde de mening van de aanwezigen nog het best met z’n opmerking dat het voetbal van tegenwoordig geen schaduw meer was van het volksvermaak van vroeger.
“Voetbal is alleen nog maar commercie, haagse,” deed Nico d’r nog een schepje bovenop en Fransie bleef niet achter met z’n opmerking dat die zaalvoetbalvertoning van PSV iedere echte liefhebber gelijk naar de telefoon had doen grijpen voor geestelijke bijstand door de stichting correlatie of iets dergelijks. “Veel te veel geweld op het veld,” gooide Gijssie, die natuurlijk niet wilde achterblijven, als zijn persoonlijke duit in het zakje.
“Nou ja,” reageerde Haagse Karel een beetje verongelijkt. “Als jullie het dan liever over iets anders hebben, politiek of het weer dan hou ik m’n mond wel,” en zwijgend bestudeerde hij daarna de inhoud van het pilsje dat Frits hem net had voorgezet.
Gelukkig kwam op dat moment Gajus binnen die met een snelle kennersblik kennis nam van de stemming waarin het gezelschap verkeerde.
“Goeie middag, heren. Wat een weer vandaag hè. Ik heb nog in dubio gestaan om maar thuis te blijven en als ik die uitgestreken lelijke smoelwerken van jullie zie had ik dat waarschijnlijk maar beter kunnen doen ook. Wat is er aan de hand mannen? Niet van het schaatsen genoten? Of misschien op een getalletje na de 4 miljoen gemist. Stort je hart maar uit bij oom Gajus. Nog beter, Frits, doe die jongens eerst eens effe een drankje van me voor ik ook aangestoken wordt door dat virus dat ze te pakken heeft.”
Terwijl de uitbater van Amsterdams bekendste sportcafé zich beijverde om de bestelling van Gajus tot uitvoering te brengen informeerde Fransie de pas binnengekomene over de oorzaak van de mineurstemming waarin ze verkeerden.
“Weet je wat het is, Gajus,” besloot hij z’n verhaal. “We zitten eigenlijk allemaal met een pre-kerstdepressie. Misschien heb je d’r zelf ook wel een beetje last van gehad. Feestdagen afgelopen. Veel geld, te veel geld uitgegeven en die eindeloze januarimaand nog te gaan.”
Zwijgend nipte het gezelschap even later aan hun medicijn.
“Proef je d’r wel goed van, Gajus,” nam ome Bram het gesprek weer op. “Drink het maar een beetje langzaam op want deze kleine zelfstandige – en z’n grote bloemverkopershand wees op de kastelein van hun toevluchtsoord- deze altijd zo vriendelijke man heeft de prijzen van alle consumpties met vijf en twintig centen verhoogd.”
Een beetje verbaasd keek Gajus de wat onrustig heen en weer schuifelende Frits aan. “Wat heb je me nou gemaakt, oudste, een verhoging van vijf en twintig cent? Terwijl de kranten bol staan van de berichten over de economie die aantrekt en de uitzendbureaus nauwelijks nog liefhebbers kunnen vinden voor al het werk dat op ons afkomt. D’r is weer geld onder de mensen en dan ga jij je prijzen verhogen? Dat kan je niet maken, vriend.
Of moeten wij, je vrienden bloeden omdat die BMW sportcoupé wat duur is uitgevallen? Hou jij er dan helemaal geen rekening mee dat de januarimaand van oudsher een rot maand is voor de jongens die het van de straathandel moeten hebben?”
Gedurende minstens een minuut hing de stilte bijna tastbaar in de ruimte waar ooit de successen van FC Amsterdam in de Europacup als ware volksfeesten waren gevierd tot Frits zuchtend aan een uitleg over z’n commerciële beleid begon. De zaak bleek er allerminst rooskleurig voor te staan en toen ie daarna ook nog een boekje open deed over het nieuwe contract met de brouwerij waarbij hij, als hij alleen maar kiet wilde draaien al garant moest staan voor een omzet die voldoende was om half Amsterdam binnen afzienbare tijd naar de Jellinik-kliniek te jagen, doofden de kritieken.
“En dan vergeet ik er nog bij te zeggen dat ik weken maak van bijna 90 uur,” besloot Frits z’n betoog.
“Let op mijn woorden,” speelde haagse Karel in op de stemming bij de aanwezigen. “Als d’r niet gauw een andere wind gaat waaien in dit land gaat de handel van ons gewone jongens volledig naar de gallemieze.”
“Ja, ja,” zei Gajus terwijl hij ondertussen handenwrijvend de inrichting van de Ingooi met een kritiese blik bekeek. “Stop maar Karel, die verhalen over de asielzoekers als de oorzaak van alle kwaad lezen we wel in de Telegraaf.
Frits, ik ben geroerd door je verhaal en dat kwartje meer kan ik ook nog wel missen maar volgens mij moet er toch wel meer geld uit deze tent te halen zijn.”
Met toegeknepen ogen keek de aangesprokene hem aan en informeerde daarna hoe de heer Gajus zich dat wel had voorgesteld. En om alle misverstanden over zijn waardering voor de ongevraagde adviezen weg te nemen voegde hij er nog snijdend aan toe dat hij zeer benieuwd was waar de heer Gajus zijn horeca-ervaring had opgedaan.
“Maak je nou niet meteen zo dik, keilenboer,” lichtte Gajus z’n opmerking toe. “Wat is er aan de hand met die zaak van jou? D’r komen minder mensen zeg je. Nou, dat is nogal logisch want je opereert in een krimpende markt.”
“Een krimpende markt?” onderbrak ome Bram, de ouwe bloemenman, die de discussie op het puntje van ’n stoel had gevolgd, Gajus. “Wat is dat nou weer? Een markt die krimpt. Die sokken die ik laatst bij haagse Karel heb gekocht, die krimpen maar de markt?”
En met een gezicht waar de verbazing een duim dik op lag, zocht hij om steun bij de anderen.
“Laat me nou eerst m’n verhaal even af maken, ouwe,” trok Gajus het woord weer naar zich toe.
“Met de markt bedoel ik het publiek waarvan Frits het moet hebben. Het voetbalpubliek. Nou, met al die wedstrijden op de televisie komen die niet meer naar de Ingooi maar ze drinken hun pilsje thuis. Vroeger was dat anders. Na afloop van het bezoek aan een wedstrijd liep iedereen nog even hier aan, toch? Hoe vaak stonden ze niet tot buiten op het trottoir. Maar dat is over en dan praat ik nog geeneens over al die sportkantines, die de markt voor een hard werkende ambachtsman versjteren.
Wordt dat misschien over een tijdje weer beter? Vergeet het maar, heer. D’r is maar één manier om weer de loop in deze tent te krijgen. Jij moet zorgen dat je in een andere markt duikt.”
Nieuwsgierig keek iedereen naar Frits om te kijken hoe die zou reageren maar deze was zichtbaar nog bezig om de boodschap te verwerken.
“Ik zal je een beetje helpen,” ging Gajus verder. “Darten. D-A-R-T-E-N”.
Verbaasd keek het gezelschap hem aan.
“Darten?” vertolkte Fransie de mening. “Bedoel je soms dat gedoe met die pijltjes?”
En haagse Karel begreep plotseling waar Gajus naar toe wilde.
“Verrek, dat heb ik nog op de televisie gezien. Kampioenschappen in Engeland waarbij een Ranjalander tweede werd. Da’s een hele goeie Gajus. Kijk Frits, die hoek daarachter, daar zit toch nooit iemand. Kan je gemakkelijk drie van die pijltjesborden hangen, man. Die zoon van mij doet het vaak met een stel kornuiten. De verliezer van een wedstrijdje geeft een rondje en …..”.
“Waarom breek je de helft van dat magazijntje niet uit?” stelde Nico vervolgens voor. “Daar kan dan mooi een biljart staan. Ik wil met Gajus wel eens een potje tien over rood spelen om een pilsje.”
Overrompeld door de golf van enthousiasme die plotseling over z’n stamgasten was gekomen en alle adviezen om de Ingooi weer tot een bloeiende Horecaonderneming te maken gaf Frits te kennen dat ie er eerst eens een nachtje over slapen wilde maar aan de lichtjes in z’n ogen was te zien dat ie er weer zin in had. En het rondje van de zaak dat ie daarna aandroeg was daarvan een logisch gevolg.
“En hoe is ’t eigenlijk verder met jou, Gajus?” boog Hansie van Vissersmans textiel het gesprek in een andere richting. “Bevalt het nog een beetje in die VUT? Ik ken gevallen die daar maar heel slecht tegen konden, heer.”
Ome Bram knikte instemmend bij deze woorden. “Breek me de bek niet open, Hansie. Toevallig heb ik een neef, die door die VUT gek is geworden. Kon dat thuiszitten geestelijk niet aan. Tante Jans en ik hebben ‘m nog bezocht gisteren, in Santpoort maar daar zijn we niet vrolijker van geworden. Nel, z’n vrouw was d’r ook. Jullie kennen d’r wel, een jaar of tien geleden hielp ze nog wel eens op topdagen, hier achter de tap.
Die VUT schijnt helemaal niet zo goed te zijn voor een hoop mensen had die dokter van Santpoort aan Nel verteld. Eigenlijk is dat plotselinge stoppen met werk waarmee mensen dertig -veertig als het ware vergroeid zijn, onverantwoordelijk. Veertig jaar om kwart voor acht naar je dagelijkse werk gaan en dan van de ene op de andere dag ophouwe is een overgang die de meesten niet aan kunnen. Weet je wat die dokter tegen Nel zei. Die dokter zei dat dat stoppen met werken voor de meeste mensen een soort truh… eh trouw….”
– traumatische ervaring hielp Fransie hem op weg –”ja, dat wou ik net zeggen, een trouwmatige ervaring is en het kan jaren duren voor je dan weer de oude bent. Kijk jij maar uit, Gajus. Volgens mij ben jij ook aan het veranderen.”
En zeven paar ogen keken Gajus wat bezorgd aan.
“Zeg jongens, effe dimmen graag,” gaf deze wat verontwaardigd te kennen. “Ik ben helemaal niet veranderd en het klinkt misschien gek maar ik mis m’n werk totaal niet. Ik heb ’t hardstikke druk met die nieuwe fiets die ik ga kopen van de flappen die m’n collega’s geschoven hebben en eigenlijk zou ik wel wat adviezen van jullie willen hebben.”
“Ja ja,” meesmuilde haagse Karel terwijl ie het schuim van meneer Heineken uit z’n snor veegde. “Fiets adviezen hè. Vraag dat straks maar aan Gijssie, die is een specialist op dat gebied maar eerst moet je mij eens wat anders uitleggen. Vroeger had je altijd van die grote verhalen over die leuke baan van je en die toffe collega’s? En dat mis jij dus totaal niet.
Of heb ik dat toen misschien verkeerd begrepen, was dat een staaltje van die beroemde Amsterdamse bluf. Je valt me tegen Gajus, ik had nooit gedacht dat jij zo’n mannetje bent waarbij uit het oog gelijk uit het hart is?”
Nog voor de verbouwereerde Gajus had kunnen antwoorden gooide Fransie er nog een schepje bovenop. “Volgens mij is ie ons ook al een beetje aan het vergeten. Want hoe zit het eigenlijk met die kleurrijke verslagen over je reis naar Indonesië, Gajus? Die heb je ons vier maanden geleden al beloofd.”
Het was duidelijk dat Gajus het mikpunt was van een discussie die als ‘voeren’ in het groot Mokums woordenboek staat omschreven.
En haagse Karel had zo de smaak te pakken dat ie het slachtoffer geeneens de tijd gaf om te reageren op de verdachtmakingen.
“Zijn moeder Gajus en jij eigenlijk wel naar Indonesië geweest? Ik vraag me af of jullie dat bruine kleurtje toen niet lekker aan het strand in Bloemendaal bij Parnassia hebben opgedaan. Lekker topless zonnen tussen de Amsterdamse penoze.”
Grinnikend reageerden de aanwezigen op deze zuigend uitgesproken beschuldiging maar in dat soort gevallen is Gajus op z’n best. Snuivend keek hij de kring rond en maande iedereen met een handgebaar tot stilte.
“Als de koning van de Schilderswijk misschien ook die grote waffel effe kan dichthouden dan zal ik jullie eens wat vertellen.
Meneer Frits hier heeft mevrouw Gajus en mij nog persoonlijk naar Schiphol gebracht voor onze reis naar de gordel van smaragd. Maar goed, ik ga d’r voor het gemak maar van uit dat meneer hier een staaltje van z’n typische Haagse humor ten beste wilde geven dus, alla, laat maar.
Wat die oud-collega’s betreft, toevallig ga ik aanstaande zaterdag met een aantal stappen en ik verheug me daar al een paar weken op. En als ’t aan mevrouw Gajus en mij ligt zal het beslist niet de laatste keer zijn.
Die verhalen, daar hebben jullie gelijk in. Maar dat is een beetje opzet want die heb ik juist bewust uitgesteld tot ik in de VUT zou zitten en gisteren heb ik de eerste aflevering gemaakt.”
En uit z’n binnenzak toverde hij vervolgens een paar beschreven A-viertjes, die hij voor hun verbaasde ogen heen en weer zwaaide.
Maar na een snelle blik op z’n horloge borg hij ze weer op.
“Nee, lelijk stelletje miesjmachers, jullie hebben het ook niet echt verdiend. Trouwens, ik moet nu echt gaan. Ik heb mevrouw Gajus een lekkere lofschotel met gehakt beloofd en dat koken neemt toch meer tijd dan ik gedacht had. Misschien dat ik volgende week wel even langskom gaf om wat voor te lezen uit eigen werk of zo.
En met een brede armzwaai verdween ie fluitend terwijl de rest van het gezelschap nog even napraatte over al die zaken die de doorsnee Ranjalander bezig houden.
Gehakt met lof, vreemde combinatie eigenlijk.
Gajus