51. Eén schwalbe maakt nog geen lente
Het was de dag na de gemeenteraadsverkiezingen, die voor Nederlandse begrippen tot een aardverschuiving in al jaren bestaande verhoudingen hadden geleid en in de Ingooi besprak de vaste supporterskern van de Arenabewoners op gedempte toon wat dit voor gevolgen zou hebben.
Zoals meestal in hun discussies waren de meningen verdeeld. Waar ome Bram de uitslag vergeleek met de gebeurtenissen op 11 september maakte Nico zich vooral bezorgd voor de ontwikkelingen in het Rotterdamse filiaal van zijn concern terwijl Fransie het op een verschijnsel van tijdelijke aard hield dat vanzelf zou doodbloeden.
Over een ding waren ze het echter eens. De twee gedoodverfde kandidaten voor het toekomstige premierschap na de verkiezingen in mei waren in het lijsttrekkersdebat laat op de avond daarvoor volledig door het ijs gezakt.
Je moet er toch niet aan denken dat die twee aan het roer staan als er echt een ramp gebeurt, had Frits nog nahuiverend ingebracht en geheel tegen z’n gewoonte in had hij zichzelf een glaasje ingeschonken uit een fles waarvan het percentage ongeveer overeenkwam met dat van de partij die als een koekoeksjong in de raad van de Maasstad was neergestreken.
En waarschijnlijk zou het daarna een rustige avond zijn geworden ware het niet dat na die uitspraak Haagse Karel het etablissement betrad met in zijn slipstream een figuur van onbestemde snit.
“Doe die jongens allemaal een drankje van me, Frits,” bulderde z’n stem door het etablissement waar de stemming tot dat moment het beste als ingetogen beschreven zou kunnen worden.
Of het de toon was of het volume van z’n aanbod viel moeilijk te zeggen. Misschien was het tijdstip ook wel onjuist gekozen maar het viel in ieder geval niet echt goed. Sterker nog, het viel verkeerd en ome Bram verwoordde de gevoelens van de aanwezigen op een toon die onmiskenbaar vijandig was te noemen.
“Als het van die partij van je is, Karel, hoef ik niet,” en demonstratief dekte hij daarbij met z’n twee grote bloemenkoopmanshanden z’n glas af. En ook de anderen negeerden het aanbod.
Maar anders dan bij de heren Dijkstal en Melkert was er meer nodig om de man wiens wieg ooit in de Schildersbuurt had gestaan, plat te krijgen.
“’s Jonge, jonge, mensen. Hoe heb ik het nou met jullie. En wat moet m’n neef Andreetje uit Rotterdam hier wel van denken? Dat overwinninkje van gisteren is nog niks. Moet je eens kijken wat er straks, over een paar maanden gaat gebeuren? Maar daar wil ik het helemaal niet over hebben. Dat drankje hebben jullie nog tegoed van afgelopen zondag. D’r was toch Ajax Feijenoord. Nou, ik speel altijd in een poeltje met wat gabbers op de uitslag en deze jongen had toevallig de juiste uitslag ingevuld. Nou ja, toevallig? Maar altijd goed voor een meier of tien, als je wint.”
“Een meier of tien,” was de verbaasde reactie van ome Bram terwijl hij bijna automatisch z’n lege glas in de richting van Frits schoof. “Daar moet ik een week voor buffelen, man. En wat bedoel jij met toevallig? Was jij getipt? Wacht eens even, d’r was toch iets met die penalty, die Ajax vlak voor het einde cadeau kreeg. Was dat geen schwalbe en wie was er eigenlijk scheidsrechter? Kwam die niet toevallig uit den Haag?”
Een beetje verbaasd keek iedereen de oude bloemenkoopman aan. “Dat zijn wel heel forse uitspraken die je daar doet, ome Bram,” gaf Fransie ten slotte te kennen. “Zulke beschuldigingen zijn heel gevaarlijk, voor je het weet slepen ze je voor de rechter.” En ook de anderen betuigden mompelend hun instemming met deze woorden.
Gelukkig bleek Karel over meer tact te beschikken dan verwacht mocht worden.
“Laat jij de schwalbes nou maar aan die Griek van jullie kluppie over, ome Bram,” was z’n milde reactie geweest en nadat hij neef Andreetje als oersupporter van Feijenoord had geïntroduceerd werd het toch nog een gezellige avond. Alleen ome Bram zat er wat stilletjes bij en pas laat op de avond, toen iedereen al vertrokken was, viel hem in welk antwoord hij had moeten geven op de reactie van haagse Karel. Dat één schwalbe nog geen lente maakt.
erJeetje