1. Emotie
“Hé, die Gajus, weer terug in de stad?”
Een beetje verrast door de onverwachte ontmoeting beantwoordde de aangesprokene het welkom van de man die zijn weg kruiste.
“Hallo, Nico. Ach, ja, jongen. Na zo’n reis naar een ver land moet je je toch weer even op de hoogte stellen van alles wat er gebeurd is. Maar loop effe mee naar binnen in de Ingooi want ik snak naar een drankje in een echte kroeg. Dat hebben ze in die verre landen niet. Wel allerlei ander smerig bocht maar geen echt lekker konjakkie om maar eens wat te noemen.”
Terwijl er een trek van welbehagen op z’n gezicht verscheen na het nuttigen van de eerste teug keek de man, die ook bij z’n binnenkomst in de Ingooi als Gajus werd begroet, eerst onderzoekend om zich heen voor hij het woord richtte tot een groepje mannen dat er wat treurig bij zat. “Hoe is ’t ome Bram? Hé, Gijssie ook weer terug van ziek geweest. Wat een zure ballen gezichten mannen. Moeten jullie de oudste supportersgroep van Ajax voorstellen? En dat allemaal omdat Ajax eruit geknikkerd is en PSV met boter en suiker ingemaakt. Tsja, ik heb jullie ervoor gewaarschuwd. Dat krijg je d’rvan met al die schoolmeesters op de bank. Ja, doe me d’r nog maar eentje, Frits. Op één been kan je niet lopen, wat.”
Maar hij had de nieuwsgierigheid van de vaste kern van het supporterscafé voldoende geprikkeld voor een uitdieping van de opmerking over schoolmeesters. En met een trek waarin berusting en verontwaardiging om de voorrang streden zette hij aan voor een gloedvol betoog.
“Luistert dan. Jullie hebben die twee wedstrijden gisteren gezien, nietwaar. En voor het gemak reken ik de vertoning in die zogenaamde topper van Feijenoord tegen PSV afgelopen zondag er ook maar bij.
Wat hebben jullie daarin nou vooral gemist?”
De leden van de aan zijn lippen hangende groep keken elkaar om hulp zoekend aan. Wat ze gemist hadden?
“Luistert, jongens. Ik zal het jullie nog één keer proberen uit te leggen. Twee zaken mi ….”
“Je lijkt den Uyl wel”, wilde er eentje nog even voor grappenmaker spelen, maar een vernietigende blik van de spreker deed hem schielings naar z’n glas grijpen, waarna hij zich vervolgens in de inhoud daarvan verslikte.
“Twee zaken mis ik in het Nederlandse voetbal”, doceerde de man die kennelijk als geen ander wist wat er in voetbal te koop was. “Ik mis emotie en ik mis het vermogen om iets anders te doen dan de tegenstander verwacht”.
Verbazing in de kroeg.
“Kan je dat nog effe uitlegge, meneer Gajus”, vroeg de jongste deelnemer van de supportersgroep, nadat hij met het bekende gebaar de uitbater tot het bijschenken van de glazen had uitgenodigd.
Het middelpunt van wat we gerust een bijeenkomst over de toekomst van het vaderlandse voetbal mogen noemen keek bij deze vraag op z’n horloge, zuchtte even en ging daarna op de uitnodiging in.
“Kort dan, mannen, want ik moet nog een boodschap doen en sinds d’r geen auto’s meer in deze stad mogen rije, heb ik anderhalve dag nodig om m’n huis te bereiken.
Kijk, voetbal is emotie. Blijdschap, vreugde, woede, verdriet, verontwaardiging.
En dan bedoel ik niet die gespeelde vreugde als ze tegenwoordig een doelpunt maken en van die rare danspasjes gaan maken om dat te vieren. Of die rolpartijen als ze weer eens een keer over hun eigen benen zijn gestruikeld.
Nee, met vreugde bedoel ik de schreeuw, die uit je diepste innerlijk komt, die zich met geweld een uitweg zoekt, die minutenlang na blijft trillen in je gemoed.
Niet alleen op het veld maar ook op de bank. Mijn God, als je dan dat stelletje gesjeesde schoolmeesters ziet zitten, dat het tegenwoordig voor het zeggen heeft. Die van Gaal en die Westerveld. Als dooie vissen zitten ze naar lucht te happen. Alsof ze voor de wedstrijd een pond valium naar binnen hebben gewerkt. En die moeten dan een voorbeeld geven en bezieling uitstralen, de wil om te winnen overbrengen.
Kom nou toch. Die voetballers zijn tegenwoordig al suf geluld over het tactische concept en de tactiek van de tegenstander en weet ik veel hoe ze dat nog meer noemen voor de wedstrijd begonnen is.
En nu moet ik toch echt weg, moet nog wat konjak inslaan, voor thuis. Volgende keer vertel ik jullie de rest.”
En een beetje in zich zelf mopperend zocht hij zich een weg naar de uitgang, de aanwezigen achterlatend in een sfeer van enerzijds bewondering voor de messcherpe analyse van de situatie en anderzijds het nog steeds knagend verdriet om het verlies van hun favoriete club.
“Laten we d’r nog maar eentje pakken”, zei de man van de opmerking over den Uyl.
“Laat maar zitten”, zei de uitbater van de gelegenheid. “Deze is van de zaak”.
“Op Gajus”, proostte hij met de rest van de aanwezigen.
“Op Gajus, de enige ware en echte”, antwoordde de anderen als één man.
April 1993