10 mrt 1999

Toen ik gisteravond naar Ajax tegen Parma zat te kijken bekroop me allengs het gevoel dat deze uitvoering nooit de bedoeling kan zijn geweest van de uitvinders van het spelletje.
En omdat het glaasje dessertwijn me ook al niet smaakte begaf ik me in tegenstelling tot mevrouw Gajus die de verkiezingsuitslagen nog even wilde spellen, vrij vroeg op weg naar de echtelijke sponde. En had ik daar nou de slaap maar kunnen vatten en me weg kunnen laten drijven naar oneindige verten dan was ik in ieder geval uit m’n lijden geweest maar net toen dat een beetje leek te lukken drong er plotseling een wat ouderwets geklede man m’n kamer binnen.

“Wat moet dat voorstellen?” vroeg ik met een mengeling van schrik, verbazing, woede en angst.
“Wat dat voor moet stellen?” reageerde de indringer met enige verontwaardiging. “Dat kan ik beter aan u vragen. Ik ben hier toch bij de heer Gajus?”
Ik kon dit laatste natuurlijk moeilijk tegenspreken waarop die man zuchtend ging zitten op de slaaphelft van mevrouw Gajus.
“Ja,” zei hij daarna. “Ik kan me uw verbazing wel een beetje voorstellen. Laat ik me daarom eerst even voorstellen. Mijn naam is Pim Mulier.”
“Pim Mulier?” stamelde ik. “De man die het voetbal in Nederland geïntroduceerd heeft. De grondlegger van de koninklijke HFC. De ……….”.
Met een kort handgebaar legde hij me het zwijgen. “Ssst, niet te hard. Maar inderdaad, die Pim Mulier ben ik.”
“Maar die is toch allang dood,” kon ik nog uitbrengen waarop hij me opnieuw het zwijgen oplegde. Nu doordat hij een ijskoude hand op mijn mond legde.
“Meneer Gajus, heeft u enig idee waar ik vanavond was?”
“Mwwwh,” was alles wat ik kon uitbrengen en dat was nog heel wat als je het formaat van z’n handen in aanmerking nam. En in stilte hoopte ik dat mevrouw Gajus nou eindelijk eens klaar zou zijn met die verkiezingsuitslagen en naar boven zou komen. Maar dat was helaas ijdele hoop.
“Meneer Gajus,” zei die Mulier met een stem die weinig goeds beloofde voor het vervolg van ons gesprek. “Meneer Gajus, ik was vanavond in het Olympisch stadion en wat ik daar gezien heb was een schande. Een aanfluiting. Wat hebben jullie in Godsnaam met mijn spel gedaan?”
En omdat hij daarna die grote koude klauw even van me af nam kon ik trillend wat uitbrengen over zaken als tactisch concept, circulatiespel, catenaccio, Louis van Gaal, spelbederf,…”.
“Spelbederf,” bulderde hij. “Spelbederf? Dat zou ik denken ja. Jullie hebben dat prachtige spel, dat edele treffen van mannen, die allen bezeten zijn door de wil om het leder tussen de palen te jagen, jullie hebben mijn voetbal bedorven tot een ordinaire schoppartij die alleen maar tot doel heeft om de tegenstander ten val te brengen. Het is een schande, het …..”

“Nou rustig nou maar,” sprak de stem van mevrouw Gajus. “Je moet ook niet meer naar dat voetbal kijken. Dat windt je veel te veel op. En waarom lig je op mijn helft van het bed?”
Hoofdschuddend verdween ze daarna naar de badkamer.
Ik heb nog maar even een kopje slaapthee klaargemaakt want die Mulier was volgens mij nog lang niet klaar met me.
En ik heb gelijk nog wat namen voor ‘m opgeschreven van eigentijdse deskundigen, die misschien in staat zijn om die Mulier z’n eeuwige rust terug te geven.
Ik zeg dat laatste maar even, dan zijn jullie gewaarschuwd.
Toen ik gisteravond naar Ajax tegen Parma zat te kijken bekroop me allengs het gevoel dat deze uitvoering nooit de bedoeling kan zijn geweest van de uitvinders van het spelletje.
En omdat het glaasje dessertwijn me ook al niet smaakte begaf ik me in tegenstelling tot mevrouw Gajus die de verkiezingsuitslagen nog even wilde spellen, vrij vroeg op weg naar de echtelijke sponde. En had ik daar nou de slaap maar kunnen vatten en me weg kunnen laten drijven naar oneindige verten dan was ik in ieder geval uit m’n lijden geweest maar net toen dat een beetje leek te lukken drong er plotseling een wat ouderwets geklede man m’n kamer binnen.
“Wat moet dat voorstellen?” vroeg ik met een mengeling van schrik, verbazing, woede en angst.
“Wat dat voor moet stellen?” reageerde de indringer met enige verontwaardiging. “Dat kan ik beter aan u vragen. Ik ben hier toch bij de heer Gajus?”
Ik kon dit laatste natuurlijk moeilijk tegenspreken waarop die man zuchtend ging zitten op de slaaphelft van mevrouw Gajus.
“Ja,” zei hij daarna. “Ik kan me uw verbazing wel een beetje voorstellen. Laat ik me daarom eerst even voorstellen. Mijn naam is Pim Mulier.”
“Pim Mulier?” stamelde ik. “De man die het voetbal in Nederland geïntroduceerd heeft. De grondlegger van de koninklijke HFC. De ……….”.
Met een kort handgebaar legde hij me het zwijgen. “Ssst, niet te hard. Maar inderdaad, die Pim Mulier ben ik.”
“Maar die is toch allang dood,” kon ik nog uitbrengen waarop hij me opnieuw het zwijgen oplegde. Nu doordat hij een ijskoude hand op mijn mond legde.
“Meneer Gajus, heeft u enig idee waar ik vanavond was?”
“Mwwwh,” was alles wat ik kon uitbrengen en dat was nog heel wat als je het formaat van z’n handen in aanmerking nam. En in stilte hoopte ik dat mevrouw Gajus nou eindelijk eens klaar zou zijn met die verkiezingsuitslagen en naar boven zou komen. Maar dat was helaas ijdele hoop.
“Meneer Gajus,” zei die Mulier met een stem die weinig goeds beloofde voor het vervolg van ons gesprek. “Meneer Gajus, ik was vanavond in het Olympisch stadion en wat ik daar gezien heb was een schande. Een aanfluiting. Wat hebben jullie in Godsnaam met mijn spel gedaan?”
En omdat hij daarna die grote koude klauw even van me af nam kon ik trillend wat uitbrengen over zaken als tactisch concept, circulatiespel, catenaccio, Louis van Gaal, spelbederf,…”.
“Spelbederf,” bulderde hij. “Spelbederf? Dat zou ik denken ja. Jullie hebben dat prachtige spel, dat edele treffen van mannen, die allen bezeten zijn door de wil om het leder tussen de palen te jagen, jullie hebben mijn voetbal bedorven tot een ordinaire schoppartij die alleen maar tot doel heeft om de tegenstander ten val te brengen. Het is een schande, het …..”

“Nou rustig nou maar,” sprak de stem van mevrouw Gajus. “Je moet ook niet meer naar dat voetbal kijken. Dat windt je veel te veel op. En waarom lig je op mijn helft van het bed?”
Hoofdschuddend verdween ze daarna naar de badkamer.
Ik heb nog maar even een kopje slaapthee klaargemaakt want die Mulier was volgens mij nog lang niet klaar met me.
En ik heb gelijk nog wat namen voor ‘m opgeschreven van eigentijdse deskundigen, die misschien in staat zijn om die Mulier z’n eeuwige rust terug te geven.
Ik zeg dat laatste maar even, dan zijn jullie gewaarschuwd.


[begin]