12 jun 1993

“Hoe zat ’t eigenlijk met je borreltje in Turkije, Gajus?” informeerde één van de trouwe bezoekers van de Ingooi”. “Die Mohammedanen mogen toch niet drinken? Je had zeker een flessie meegenomen uit de taxfree, hè?”
“Eén flessie,” riep één van de andere stamgasten. “Een krat zal je bedoelen.”
De aangesprokene reageerde niet meteen op de aan zijn adres gerichte opmerkingen. Peinzend nam hij een slokje van z’n cognac en z’n ogen bleven even rusten op een punt dat een paar duizend kilometer van de Ingooi verwijderd moest zijn.
“Mohammedanen?” nam hij daarna het woord. “Waar zit jullie verstand, jongens? In Turkije wonen Turken en die geloven, voor zover ze geloven tenminste, in de Islam.”
Koel ging z’n blik over de aanwezigen en terwijl hij de cognac in z’n glas rondwalste vervolgde hij met: “Turken dus, domme Hollanders, en die drinken hun biertje net als jullie. En hun glaasje Raki is beslist geen limonade met prik.”

Het werd even stil in de Ingooi.
“Maar bedoel je dat je dat overal in Turkije kunt krijgen?” nam ome Bram verbaasd de draad weer op.
“Natuurlijk, jochie,” gaf Gajus te kennen. “Ze hebben daar bier van eigen bodem, merk Efes, en ook Turkse wijn.”
Even gonsde de verbazing over deze mededelingen door het volle café.
“Schenk die mafkezen nog maar wat van me in, Frans,” gaf Gajus aan de jeugdige hulp te kennen. “En geef mij nog maar een pernoodje met espresso.”
En toen de aanwezigen daarna het glas hieven met een proost kon je aan de vaderlijke en vriendelijke wijze waarop hij reageerde, merken dat hij in die paar weken een beetje Turk was geworden.

Juni 1993


[begin]