10. Over veilig vrijen en nog wat
“Hé, daar hebben we Gajus. Wat ben je vroeg, jongen. Heeft je baas je d’r uitgegooid? Spreek je al net zo goed Turks als de Gajaturk?”
Grinnikend bij deze rituele begroetingshumor van de stamgasten van de Ingooi zette de juist binnengekomene zich op een barkruk en gaf met het bekende handgebaar te kennen dat Nico wat mocht inschenken voor de heren. En er ontpopte zich vervolgens een geanimeerd gesprek maar nadat iedereen iedereen had bijgepraat over de wederzijdse ontwikkelingen nam haagse Karel Gajus even apart.
“Hé, Gajus, vergeet niet om straks ome Bram effe te feliciteren. Z’n kleinzoon speelt het komend seizoen in de A1 junioren van Ajax.”
Nou, zoiets is natuurlijk niet aan dovemansoren gezegd bij Gajus en in een mum van tijd was iedereen bezig met de nog prille carrière van de kleinzoon van ome Bram en het aardige was dat ze allemaal wel iets te vertellen hadden over z’n belevenissen en de vreugde van het bezit van kleinkinderen in het algemeen. Allerlei gebeurtenissen passeerden de revue zoals z’n eerste voetbalschoentjes toen ie anderhalf was en z’n eerste doelpunt tot Fransie het woord tot Gajus richtte en hem op de man af vroeg hoe het met diens kleinkinderen stond. En de rest van de aanwezigen viel hem onmiddellijk bij.
“Ja, Gajus, hoe staat het eigenlijk met jouw kleinkinderen?”
Maar de ouwe meester hield de boot af. “Ik kleinkinderen,” riep hij gehuicheld verontwaardigd uit. “Doe me een lol, jongens. Ik ben blij dat die drie van mezelf eindelijk de deur uit zijn. Jawel, en dan zal ik weer opnieuw beginnen met dat kleine goed. Ik zie het al gebeuren. Opa, kan je effe oppassen. Opa, kan je zondagmiddag op de baby letten want wij willen naar voetbal. Nee boys, aan mijn lijf geen polonaise. En toevallig denkt mevrouw Gajus d’r net zo over.”
Maar z’n verhaal lag er net wat te dik op en Nico, die als waarnemer van z’n zwager Frits het vak steeds beter onder de knie kreeg zei zuigend dat hij toch z’n twijfels had. “Weet je wat het met jou is, Gajus. Volgens mij heb je die jongens van je niet goed voorgelicht.”
“Allemaal grootspraak van je, Gajus,” mengde ome Bram zich ook weer in het gesprek. “Moet je straks zien als je je eerste kleindochter in je armen houdt.”
En het daverend gelach van de aanwezigen gaf aan dat Gajus bezig was met een verloren wedstrijd.
“Opa Gajus,” stookte Fransie het vuurtje nog even op. “Wat heet,” riep een ander. “Dan verandert ie z’n naam in Opus.”
Maar toen de club was uitgelachen over deze nieuwe naam nam Gajus toch weer even het woord. “Geen kans jongens. Vergeet het maar. Want je weet het, wat veilig rije is voor die wielrenners in de Tour de France is veilig vrije voor die jongens van mij.”
“Kom jij nou zaterdag maar kijken naar de wedstrijd van die kleinzoon van me, Gajus,” maakte ome Bram een einde aan het gesprek. “En laat die jongens van je maar eens een keertje langskomen bij mij en tante Carla. Dan komt het wel goed.”
Ja ja, waar veilig rije al niet toe kan lije.
1993