22. Verdoemenis
“Kijk, Gajus, ik heb ’t je al meer gezegd maar deze stad gaat mooi naar de verdoemenis.”
De ouwe garde van de Ingooi murmelde instemmend bij het betoog van Nol Spaargaren, een man die zich in z’n zestig jaar op dit ondermaanse ruimschoots had bewezen als voorzitter van de winkeliersvereniging en het feit dat hem vanwege z’n jarenlange belangeloze sponsorschap van de voetbalvereniging de Meteoor het erelidmaatschap met gouden speld was verleend.
“Da’s anders aan jou niet te merken, ome Nol,” gaf Gajus hem als bescheid. “Een mooi vrijstaand huis in Loosdrecht, bungalowtje in Torromolinos en zag ik meneer laatst niet met een schandalig grote nieuwe metaalblauwe Alfa onder z’n kont?”
Even verstrakte het purperen gelaat van ome Nol maar bijna even snel herstelde hij zich en na het gebiedende gebaar aan Frits om de glazen van z’n gehoor nog eens bij te schenken ging hij onverdroten verder.
“Daar gaat het nou juist om, jongen. Ik heb die wagen natuurlijk gekocht om mee te rije. Maar niet alleen daarvoor.
Door het kopen van die auto heb ik werk gecreëerd. Voor die autofabriek, voor de garage, het benzinestation en noem maar op. Meer werk, dat betekent minder werkelozen.
En daardoor komen er steeds meer mensen die een Alfa kunnen kopen en als er meer mensen een Alfa kopen zijn er meer wegen nodig. Zodat al die mensen met die auto’s kunnen rijen.
Maar wat doen die miesjmachers hier in Amsterdam. Die maken dat rijen onmogelijk. Gisteren moest ik nog even bij Nico zijn om wat afspraken te maken voor de installatie van een nieuwe beveiligingsinstallatie in m’n huis in Loosdrecht. Ik kom terug en wat denk je? Een wielklem.
Dat stelletje smerige corrupte klojo’s had me een wielklem bezorgd. Eén van de erfenissen van die van Thijn. Uitgerekend die man zetten ze op Binnenlandse Zaken. Weet je wat er gaat gebeuren als je die vogel z’n gang laat gaan? Dan staat heel rijdend Nederland straks met een wielklem!
En dus kopen ze geen Alfa, en er komt geen werk, de hele handel gaat op z’n kont en Janmaat aan de macht. Let op mijn woorden. Maar hoe laat is het eigenlijk, Frits?”
Het antwoord van de uitbater van de Ingooi was daarna voldoende om ‘m briesend de Ingooi te doen verlaten omdat hij zoals hij zei geen zin had om weer een klem van zo’n druiloor te krijgen.
De bezoekers van de Ingooi zwegen even na z’n vertrek tot ome Bram peinzend opmerkte dat er toch wel wat waars in dat verhaal van ome Nol stak.
“Neem mij nou,” ging hij verder. “Verleden week kon ik wel mooi 5 emmers rozen weggooien. D’r zit geen geld meer onder de mensen. De meesten moeten sappelen om rond te komen van hun uitkering en een bloemetje voor moeders kan je dan wel vergeten.
Maar als er nou weer werk komt van die Alfafabriek dan kan er ook weer een bossie rozen vanaf. En dan kan ik misschien wel een gemotoriseerde bloemenkar kopen, dan gaan ik met m’n handel naar de mensen toe en ik hoef natuurlijk geen landhuis in Loosdrecht maar m’n tuinhuis op de volkstuin staat op instorten en ………… Wat zeg jij daar nou van, Gajus? Dat verhaal van Nol sluit toch als een bus?”
De aangesprokene had met een steeds somberder gezicht naar deze eenvoudige economie voor beginners geluisterd en nadat ie in één driftige teug z’n glas had geledigd ging hij op de vraag van ome Bram in.
“Gelul, allemaal gelul. Weet je hoeveel vergif er nodig is voor die bloementeelt? En ome Nol heeft zeker nog nooit van het gat in de ozonlaag gehoord, de overjarige Jup.
Er is maar één oplossing voor al onze problemen. We moeten terug naar de basis.”
Een beetje bedremmeld na deze tirade keek de vaste clan van bezoekers hem aan. Alleen Frits had een lichte trek van ongeloof op z’n gezicht en kon niet nalaten om dat daarna met z’n reactie uit te dragen.
“Terug naar de basis? Wat bedoel je daar nou mee, Gajus. Welke basis?”
En ome Bram, die een beetje dovig was schoof nog wat dichterbij om maar geen woord van het gesprokene te hoeven missen.
“Kijk,” nam Gajus de uitdaging aan. “Kijk en luistert goed. Met terug naar de basis bedoel ik dat we ons moeten herbezinnen. Of we wel verder moeten gaan met dat groter, sneller, verder, meer. Jullie denken toch niet echt dat het er hier in Nederland leuker op wordt als het één grote snelweg wordt met parkeerplaatsen links en rechts?
Een voorbeeld. Die autohandel van ome Nol. Ik vind het jammer voor hem maar er moeten niet meer auto’s komen maar minder. Neem de fiets, gaat lopen voor mijn part. Dat levert toch ook werk op. Voor de fietsenmakers en schoenlappers.”
En terwijl hij even pauzeerde zei ome Bram met een gezicht alsof hij zojuist het licht had gezien: “Verrek, zo had ik ’t nog nooit bekeken. Weten jullie dat ome Nol indertijd met een fietsenzaak begonnen is?”
Alleen Frits was nog niet helemaal overtuigd. “Mooi verhaal, Gajus maar wou jij daarmee zeggen dat jij die auto van je hebt weggedaan?”
Daar had Gajus nou juist op staan te wachten want met een triomfantelijk gezicht vertelde hij met de fiets gekomen te zijn en dat het tijd werd dat Frits voor een rijwielrek ging zorgen voor z’n zaak. Daarna werd hij echter onderbroken doordat haagse Karel binnenkwam die na z’n begroeting informeerde of de eigenaar van “die rooie fiets” misschien aanwezig was. Die moest dan wel vlug zijn want er waren er twee bezig om het slot door te knippen met een schaar waarmee je waarschijnlijk ook met succes de tramrails te lijf kon gaan.
En met een rauwe kreet was Gajus toen naar buiten gevlogen onder het uitroepen dat hij iemand dood ging maken en dat deze stad naar de verdoemenis ging.
Ja, ja. Clinton maakte gisteren in z’n State of the Union bekend dat de gewone straatagent moest terugkeren en three strikes in de betekenis van drie herhaalde misdaden “out” tot gevolg zou hebben.
Maar daar zijn wij nog niet aan toe. Eerst maar even die zaak met die corrupte dienders regelen.
Hoewel, met boeven vang je boeven ….
Voorjaar 1994